Over de schoonheid, de uitdagingen, de vele recepten en mythen rondom deze eeuwenoude techniek…
“Deze is voor de echte icoonschilders”, zegt mijn Bulgaarse leraar Martin Mandaliev, terwijl hij wijst naar een glas met een riekend mengsel van water en eigeel. “En deze”, met een brede grijns naar mij, terwijl ik een glas fris gemengd eigeel met water neerzet, “voor de amateurs.” Reden? Martin: “Eitempera dat op de rand van bederven zweeft, heeft een betere bindkracht.” Wellicht… maar mijn voorkeur gaat toch uit naar de milde, zwavelachtige geur van een vers ei. In dit artikel, dat tevens een oproep is aan de iconenschilders onder onze lezers om hun ervaringen en recepten te delen, bespreek ik mijn eigen ervaringen en de boeken die ik gelezen heb.
Het lijkt zo eenvoudig: men neme een eidooier, voeg water en pigment toe, roert, en klaar is de verf! En in principe is dat ook zo. Maar iedere schilder die graag met eitempera werkt, weet dat het niet zo simpel is. Wie niet van een uitdaging houdt kan beter aan de slag gaan met de moderne, kant- en-klare verf. De resultaten zijn voorspelbaar en geven, afhankelijk van de kwaliteiten van de schilder, de penselen en het doek, een prima verflaag. Maar die schilder mist dan wel de rijkdom van subtiele kleuren en textuur en de voldoening die het resultaat zijn van het schilderen met deze eeuwenoude techniek. Niet alleen iconen werden met deze techniek geschilderd, ook de middeleeuwse schilders en die ver daarvoor gebruikten graag eitempera. Er waren natuurlijk ook nog niet veel andere soorten verf.
Voordat we verder gaan is het goed om uit te leggen wat eitempera nu eigenlijk is. Het woord tempera komt van het Latijnse temperare, hetgeen in de juiste verhouding mengen betekent. Als je het letterlijk neemt, zou dus eigenlijk alle verf tempera genoemd kunnen worden, want om verf te maken heb je drie dingen nodig om te mengen: pigmentpoeder, bindmiddel en oplosmiddel om de verf te verdunnen. In olieverf, bijvoorbeeld, is lijnzaadolie het bindmiddel en (meestal) terpentijn het oplosmiddel. In eitempera is eigeel het bindmiddel en water het oplosmiddel. Pigmentpoeder, water en bindmiddel moeten een emulsie vormen om bruikbaar te zijn. Een emulsie is een stabiel mengsel van oliedeeltjes, opgelost in water. Zeepsop is een voorbeeld van zo’n emulsie, maar ook melk is een emulsie (botervet, opgelost in water).
Eigeel is van zichzelf al een emulsie van olieachtige stoffen en water, waarin eiwitten zijn opgelost. Daarbij bevat het de emulgator lecithine. Olie is een niet-drogende substantie en water een sneldrogende. Als je die twee combineert, krijg je een zeer goede verbinding. Als de tempera droogt, verdampt eerst het water, waarna de eiwitten denatureren en niet meer in water oplosbaar zijn. Je weet waarschijnlijk wel dat als je eigeel morst en het niet gelijk weghaalt, het keihard wordt. Die eigenschap maakt dat het schilderen met eitempera veel voordelen heeft wat betreft de stabiliteit van de verflaag. Het droogt vrijwel onmiddellijk na het aanbrengen en krijgt na verloop van tijd een watervast oppervlak. Het duurt ongeveer een jaar voordat het helemaal uitgehard is. De iconenschilders die vroeger hun werk afmaakten met een laag ‘olifa’, moesten een paar weken wachten voordat ze het oliemengsel over hun schildering konden gieten. Tegenwoordig zijn er iconenschilders die dit nog steeds doen. Sommigen, zoals de hieronder besproken kunstenaar Robert Vickrey, vernissen nooit, omdat ze van mening zijn dat dit de verflaag aantast.
Dit is de uitleg in een notendop, maar er valt natuurlijk nog veel meer over te weten. Diepgaande, wetenschappelijke kennis is echter niet noodzakelijk om een goede iconenschilder te zijn, maar het is toch handig om wat meer te weten. Bijvoorbeeld om te begrijpen waarom er tijdens het schilderen soms problemen ontstaan.
CENNINO D’ANDREA CENNINI
Cennino d’Andrea Cennini, de eerste Florentijnse beroepsschilder die een handboek voor schilders schreef zegt dit over het schilderen met eitempera:
“Er zijn er velen die beweren dat ze de techniek beheersen zonder te hebben gediend onder een meester. Geloof het niet. Want ik geef je het voorbeeld van dit boek: al zou je het dag en nacht bestuderen, als je niet wat geoefend hebt onder een paar meesters, zul je niets bereiken, noch zul je je hoofd recht kunnen houden in het gezelschap van meesters.”
Hij heeft recht van spreken want hij was tien jaar lang de leerling van de Florentijnse meester-schilder Agnolo Gaddi. Ik kan dit alleen maar beamen. Na jaren oefenen en les nemen bij verschillende leraren, begin ik het een beetje te begrijpen. Wat me daarbij vooral is opgevallen, is dat er niet een vast recept bestaat. Iedere schilder heeft in de praktijk een eigen manier ontwikkeld om de perfecte eitempera te maken. Ik heb veel fouten gemaakt en soms zo erg dat er niets anders overbleef dan de verflaag eraf te krabben en opnieuw te beginnen. Als je dit doet moet ook de blootgelegde krijtlaag ontvet worden met alcohol, omdat het vette eigeel de poreuze ondergrond kan hebben afgesloten. Maar als het wel goed gaat is de vreugde groot! Een zachte, niet vette glans en een zijdezacht ‘bobbelloos’ verfoppervlak, mooi in de krijtlaag gezakt. De glaceerlagen subtiel en de kleuren helder. Het oppervlak kan ook wat ruw aanvoelen, afhankelijk van de gebruikte pigmenten. Door de fouten die ik maakte en de tips die ik kreeg, ben ik uiteindelijk ook uitgekomen op mijn eigen ideale recept. Zoals een kok een recept steeds meer aanpast aan het gewenste resultaat. Dit laatste is voor iedere schilder anders.
MIJN RECEPT (tot nu toe)
Waarom schrijf ik ‘tot nu toe’? Omdat dit recept steeds in ontwikkeling is. Om weer het voorbeeld van koken te gebruiken: terwijl ik bezig ben ontdek ik van alles en word tijdens de lessen gewezen op van alles. En soms zie ik andere leerlingen iets doen wat ik graag overneem. Bovendien… het ene ei is het andere niet.
“maar voor gezichten van jonge mensen met gezonde huidkleur menge men een tempera van een dooier van een stadskip, want die dooiers zijn lichter dan die van eieren van plattelandskippen. Deze laatste zijn vanwege hun donkerder kleur geschikt voor de huidkleur van oudere en donkere mensen.”
(Cennini, hoofdstuk CXLVII)
Of dit werkelijk zo is weet ik niet. Ik gebruik meestal biologische eieren en ik pas de hoeveelheid water aan het vetgehalte aan. Maar in de veertiende eeuw was het verschil misschien veel groter. Ook heb ik geen verschil opgemerkt tussen bruine en witte eieren. De hoeveelheid water die je toe moet voegen aan het ei is een kwestie van ervaring.
Dit is op dit moment mijn routine:
Om te beginnen alles klaarzetten en handen wassen.
Foto 1. Benodigdheden: vers ei, schaaltje voor eiwit, pipetflesje, gedestilleerd water, maatbekertje, trechtertje, stukje kaasdoek, prikkertje of paletmes.
Foto 2. Breek het ei en laat het wit tussen de vingers doorlopen in een bakje. Het wit kan bij je omelet!
Foto 3. Laat de kraan lopen met een zacht straaltje. Spoel de dooier af en verplaats deze van de ene in de andere hand totdat alle wit van het vlies is gespoeld. Dit is tevens een test of het ei vers is. Het dooiervlies hoort soepel en sterk te zijn.
Foto 4. Prik het dooiervlies door en laat de inhoud in een maatbekertje lopen. Niet teveel drukken, rustig leeg laten lopen. De rest kan weer bij je omelet.
Foto 5. Voeg ongeveer eenzelfde hoeveelheid gedestilleerd water toe. Je kan ook kraanwater nemen, maar dat hangt af van waar je bent. Fluoride en andere chemische stoffen kunnen reageren met sommige pigmenten.
Foto 6. Rustig mengen met de vinger.
Foto 7. Plaats een trechtertje op het pipetflesje en doe er een stukje kaasdoek in. Zo worden eventuele stukjes vet, stof of eiwit eruit gefilterd. Ik heb ervaren icoonschilders al het bovenstaande uit de losse pols zien doen met een prima resultaat. Maar voor mij werkt dit alles mee om een mooi verfoppervlak te krijgen.
Sommige schilders voegen kruidnagelolie, azijn, wijn, wijnazijn of bier toe. De opvattingen daarover zijn verdeeld. Azijn kan bijvoorbeeld reageren met sommige pigmenten. Het kan ook positief bijdragen. Maar ik geef er de voorkeur aan niets extra’s toe te voegen. Dan hoeft je ook niet bang te zijn dat er iets misgaat.
Tot slot: laat een druppeltje van het mengsel op de top van de wijsvinger vallen en wrijf met de duim in de huid. Als het vettig blijft, zit er teveel eigeel in. Als het in de huid trekt als een crème, is het precies goed (tip van Martin Mandaliev).
VERF
De volgende stap is het maken van de verf. Daar is zoveel over te zeggen dat ik graag verwijs naar de genoemde boeken en naar een volgend deel van dit artikel. Het is niet alleen een kwestie van de juiste verhoudingen van de emulsie. Het soort pigment heeft ook invloed op het mengsel. De cadmiumkleuren, bijvoorbeeld, of rode bolus zijn ‘vettig’ en de okers korrelig. Ik vind het onmisbare titaanwit en gebrande omber ‘lastige’ pigmenten. Ook heb ik gemerkt dat er per merk veel kwaliteits- en zelfs kleurverschil is. Een grijsmengsel, bijvoorbeeld, dat ik met titaanwit en gebrande omber maakte werd een mooi, koel grijs, maar later kon ik dat met een gebrande omber van een ander merk niet herhalen. Het werd een, ook mooi, warm grijs en had een tipje kalkblauw donker nodig om tot ongeveer dezelfde kleur te komen. Om deze reden ga ik voortaan, als ik wat meer van een mengkleur nodig heb, een pasta maken van alleen water en pigmenten. Dat is lang houdbaar in een afgesloten potje en je kunt op het moment dat je gaat schilderen er iets uitnemen en mengen met ei. Het is ook belangrijk om aantekeningen te maken. Spontane kleurkeuzes die goed uitpakken of waardevolle aanwijzingen van een leraar zijn niet allemaal te onthouden. En als je lang werkt aan een icoon, is het heel handig als je op kunt zoeken welke kleuren je gebruikt hebt, welke fouten je hebt gemaakt enz. Zo maak je je eigen handboek. Het klinkt misschien als een open deur, maar ik ben zeer dankbaar dat ik het in al die jaren trouw gedaan heb.
HANDBOEKEN
Het bestuderen van handboeken over schildertechnieken valt zeker aan te raden en voorkomt fouten. De Florentijnse kunstenaar Cennino d’Andrea Cennini (1370-1340) schreef een van de invloedrijkste schildershandboeken van de late Middeleeuwen, Il Libro dell’Arte. Daniel V. Thompson jr., een autoriteit op het gebied van Cennini, zegt er in het voorwoord van The Practice of Tempera Painting (1936) dit over:
“Ik heb de ‘Libro dell’Arte’ achttien jaar bestudeerd en ik ben nog lang niet klaar met de instructies die het biedt.”
Hij schreef dit boek als een aanvulling op zijn drie jaar eerder, in 1933, verschenen Engelse vertaling van de Libro dell’Arte onder de titel The Craftsman’s Handbook.
Een aanvulling die volgens hem nodig was om de uiterst complexe tekst van Cennini toegankelijker te maken. In de inleiding van The Practice of Tempera Painting schrijft hij:
“Ik ben niet in de veronderstelling dat mijn instructies zo gedegen zijn als die van Cennini, maar ik hoop dat ze toegankelijker zijn voor de moderne lezer en gemakkelijker te begrijpen en toe te passen.”
Bovendien voegt hij zijn eigen kennis en ervaring toe die hij opdeed tijdens de twaalf jaar als docent – onder andere, zeven jaar aan de School of Fine Arts van Yale University – en het bevat ook samenvattingen van lezingen en demonstraties.
Thompson raadt bijvoorbeeld aan om een proef te nemen voordat je gaat schilderen: een verfstreek die na het drogen zeer glanzend is bevat teveel ei. Als het dof is of zelfs afgeeft, zit er te weinig in. Het verfoppervlak moet een zachte, wasachtige glans hebben. Teveel ei zorgt er ook voor dat het effect van laag over laag glaceren, dat onderdeel uitmaakt van de schoonheid van deze techniek, verloren gaat. En nooit vergeten om de gesso eerst nat te maken en van start te gaan met een niet te dikke verf: vet over mager.
ROBERT VICKREY
Tijdens mijn zoektocht naar informatie over de techniek van het schilderen met eitempera stuitte ik op het boek van de Amerikaanse kunstenaar Robert Vickrey (1926-2011): New Techniques in Egg Tempera. Hij is zeer gul in het geven van tips en geeft zelfs de geheimen prijs van de complete opbouw van een aantal van zijn schilderijen. Ik heb er dankbaar gebruik van gemaakt en veel van zijn tips overgenomen. Zoals bijvoorbeeld de gewoonte om het ei/watermengsel te zeven door kaasdoek om bolletjes vet of stukjes dooiervlies te verwijderen. En het boek leest als een roman!
Vickrey heeft zijn complete oeuvre geschilderd in eitempera. En niet alleen in zijn atelier. Hij was een cruciale figuur in de renaissance van eitempera halverwege de twintigste eeuw. Hij heeft zich er ruim zestig jaar mee bezig gehouden. Zijn boek staat bol van de anekdotes, feiten en de ontrafeling van mythen. Maar ook zijn groeiende liefde en aandacht voor eitempera werkt aanstekelijk. Het toont veel afbeeldingen van zijn werk. Al in het begin van zijn carrière waren zijn exposities succesvol. Ook een redacteur van Time Magazine kwam onder de indruk. Hij vroeg hem of hij de cover wilde schilderen voor het volgende nummer. Dat deed hij en daarna volgden er nog negentig opdrachten. Hij vloog de wereld rond met zijn penselen en pigmenten, erop rekenend dat overal ter wereld eieren beschikbaar zijn. De verhalen over deze reizen en natuurlijk die keer dat er geen ei te vinden was, zijn met humor opgetekend. Maar vooral: hij legt het ontzettend goed uit. Voor zover ik weet is het boek nooit in Nederlands vertaald.
De schrijver J.D. Salinger door Robert Vickrey
In de epiloog van dit boek schrijft Vickrey:
“Eitempera is als een spookhuis. Mensen zijn er bang voor omdat ze er zoveel verhalen over gehoord hebben en niet omdat de verhalen gebaseerd zijn op feiten. Ik denk dat de reden hiervoor is dat de mensen die schrijven en lesgeven over eitempera geen schilders zijn. Ze zien zichzelf meer als hogepriesters die een oude religie bewaken en in stand houden, dan dat ze een werkbare schildertechniek in de praktijk brengen. Dus laten we wat zaken rechtzetten. Sommige eigenschappen van eitempera weerhouden je ervan om het hele scala van schildertechnieken ermee te onderzoeken. Impasto, bijvoorbeeld, is onmogelijk met eitempera, omdat de verf niet houdt als het in een dikke laag wordt opgebracht. Maar verder is er bijna net zoveel mogelijk als met andere mediums. Je kunt groot schilderen of klein. Je kan in het veld schilderen of in de studio. Je kan fouten maken, geweldige texturen creëren en een prachtige helderheid. Je kunt bijna alles doen wat je wilt.
Bovendien vraagt dit medium niet om een graad in scheikunde of het geduld van Job. Maar het vereist wel een open geest, bereid om te experimenteren. Spatten, glaceren, er gelijk induiken zonder voorafgaande schetsen zijn technieken die in de loop der jaren bleken te werken voor mij. Maar accepteer dit niet als het laatste woord. In feite, ik raad je aan om eens wat technieken van de oude meesters te proberen. Zoals je misschien al hebt begrepen, ben ik soms een ongeduldig mens. Maar misschien ben jij wel iemand die uit het goede hout is gesneden om te arceren of om eindeloos veel voortekeningen te maken. Sommige van de mooiste kunstwerken zijn gemaakt met deze nauwkeurige werkwijze. Mijn doel in dit boek is geweest om het idee te benadrukken dat er vele manieren zijn om eitempera te gebruiken, niet alleen maar eentje. En met veel oefenen en wat verbeelding zou je in staat kunnen zijn een paar technieken te bedenken waar ik nog nooit van gehoord heb. Maar dat zul je nooit weten, tenzij je het probeert.”
Hiermee wil ik dit eerste artikel eindigen. Graag hoor ik op- en aanmerkingen, tips en recepten die we met elkaar kunnen delen. In de meeste lesboeken die Clemens Staphorst noemt in zijn artikel in het vorige nummer van Eikonikon staan ook recepten en technieken voor het maken van eitempera.
MADELON LAGENDIJK
Bronnen:
Cennino d’Andrea Cennini, The Craftsman’s Handbook, Dover Editions 1960. Dit is een onveranderde herdruk van het boek dat oorspronkelijk werd gepubliceerd door de Yale University Press in 1933. ISBN 13: 978-0-486-20054-5 en ISBN 10: 0-486-20054-X
Cennino Cennini, Handboek van de Kunstenaar, vertaald door Hendrik Van den Bossche en Hilde Teuns, Ludion 2022, ISBN 9789493039834 en Atlas Contact 2003, ISBN 9789025462611
Volgens De Slegte berust deze Nederlandse vertaling op de oudste en meest originele versie: een afschrift uit 1437 dat gekopieerd werd door een gevangene in de Florentijnse Carcere delle Stinche.
Daniel V. Thompson Jr., The Practice of Tempera Painting, Materials en Methods (Dover Editions, 1962). Dit is een onveranderde herdruk van het boek dat oorspronkelijk werd gepubliceerd door de Yale University Press in 1936. ISBN-13: 978-0-486-20343-0 en ISBN-10: 0-486-20343-3
Robert Vickrey and Diane Cochrane, New Techniques in Egg Tempera, Watson-Guptill Publications, New York, 1973, ISBN 0-8230-3170-5