In deze bijdrage (in drie delen) willen we graag de aandacht vestigen op het hoogstaande vakmanschap van enkele 19e-eeuwse gietateliers van de Oudgelovigen in Moskou en in het bijzonder van Meester Rodión Semjónovitsj Chroestaljóv.
De in serie gegoten ikonen werden in grote getale vervaardigd in een koperlegering, vaak met emailversiering. Ze waren duurzamer dan geschilderde ikonen en vooral goedkoper – het goud der armen. Voor de gelovige Rus waren het niet zomaar curiosa of verzamelobjecten, maar authentieke ikonen, middel tot gebed en devotie, vensters op de eeuwigheid zoals het zo mooi wordt omschreven.
Maar wie zich wil verdiepen in de wereld van metalen ikonen stelt algauw vast dat de historische gegevens en de publicaties erover eerder beperkt zijn. Degelijke publicaties zijn vooral de verdienste van Elena Zotova, wetenschappelijk navorser aan het Andrej Roebljov Museum in Moskou, die door archivalisch onderzoek en publicaties sinds de jaren 1990 nieuwe gegevens heeft aangereikt. Ook Stefan Jeckel, wiens zeer omvangrijke en waardevolle verzameling sinds 2011 is opgenomen in het Ikonenmuseum in Kampen, heeft in zijn boeken over Russische metalen ikonen historisch feitenmateriaal opgenomen. Op basis van deze publicaties presenteren we hier enkele Moskouse ateliers en in het bijzonder het artistieke meesterschap van Rodion Chroestaljov, geïllustreerd met voorbeelden uit onze eigen collectie.
De Oudgelovigen en hun vroegste productie van metalen ikonen
We kunnen hier spijtig genoeg niet ingaan op de uiterst boeiende wereld van de Russische Oudgelovigen of “Raskolniki”, een van de Orthodoxe Kerk afgescheurde bevolkingsgroep, die na de hervormingen van patriarch Nikon (1605-1681) bleef vasthouden aan eigen eeuwenoude liturgische en ikonografische tradities. Eikonikon heeft er nog onlangs aandacht aan besteed in een artikel over de Verzegelde Engel van N. Leskov (cf. N° 130, p. 6-9). Vanaf het begin van de 18e eeuw gingen de Oudgelovigen zich ook toeleggen op het gieten en emailleren van metalen ikonen, voornamelijk in de priesterloze gemeenschap aan de rivier Vyg, in het noordelijke Karelië.
Van daaruit vonden ze aanvankelijk verspreiding over heel Rusland. Door een oekaze van tsaar Peter de Grote in 1723 werd het maken van metalen ikonen echter verboden, behalve voor onder de kledij gedragen borstkruisen. Maar de Oudgelovigen hielden zich daar niet strikt aan. Onder tsaar Nikolaas I (1825-1855) en zijn opvolger tsaar Alexander II (1855-1881) namen de vervolgingen van de Oudgelovigen toe en in 1857 werden de nederzettingen aan de Vyg door de overheid volledig verwoest. Enkele gieterijen van de Oudgelovigen nabij Moskou namen de rol over.
De oudgelovige gemeenschappen in Moskou
In 1770-1773 werd Rusland geconfronteerd met een opflakkering van de pestepidemie. Moskou werd het ergst getroffen. Oudgelovige gemeenschappen richtten buiten de stad quarantaine-hospitalen op om er zich over duizenden zieken en stervenden te ontfermen. Katharina de Grote stond de Oudgelovigen daarom toe buiten de stadsmuren twee kloostergemeenschappen te vormen, die genoemd werden naar de belendende kerkhoven: de Rogozjskoje-begraafplaats van de zogenaamde Popovtsy, die priesters aanvaardden, en de Preobrazjenskoje-begraafplaats, van de Fedoseevtsy, een afgescheurde groep van de Bespopovtsy, de priesterloze Oudgelovigen. Deze waren volgelingen van Feodor (Fjodor of Theodoor) Vasiljev, één van de leidende figuren van de Vyg-gemeenschap.
De gietateliers nabij de Preobrazjenskoje-begraafplaats
Wellicht omwille van de illegaliteit en het brandgevaar bevonden enkele ateliers zich net buiten deze ommuurde ‘kloostersite’, in het stadsdeel Levortovskaja, aan de Devjataja Rota-straat of Negende Compagnie-straat. De productie was er zeer uitgebreid: zowel borstkruisen als grotere kruisen om in de ‘rode’ of ‘mooie’ ikonenhoek te plaatsen, in stavrotheken of beglaasde kasten (de zgn. kiot-kruisen), kleinere zak- en reisikoontjes, enkelvoudige ikonen, maar ook twee-, drie- en vierluiken. Vanuit Moskou werden ze verhandeld over geheel Rusland, tot in het verre Siberië.
We moeten ons deze ateliers niet voorstellen als grote bedrijven, maar als zeer kleinschalige werkplaatsen. Het waren bescheiden houten constructies, niet aan de straatzijde, maar eerder verborgen als bijgebouw op een achtererf. In deze gieterijen werkte een kleine groep ambachtslieden, amper vier tot acht man, bijgestaan door een paar leerjongens. Het werk was zwaar en vuil, de werkdagen waren lang en de verdiensten miniem. Stippen we nog aan dat de eigendomstitel van deze ateliers op naam stond van vrouwen, omdat hun bezit niet kon worden verbeurdverklaard.
Het eerste atelier
In de eerste helft van de 19e eeuw was aan de genoemde straat een gieterij gevestigd met Ignat Timofejev als wellicht de belangrijkste meester, bijgestaan door Ivan Trofimov en Jemaljan Afanasjev. De eigendomstitel stond op naam van zijn zusters Irina en Axinia Timofejevna. Zij bezaten ook een kapel van waaruit de producten werden verspreid. Het handelsnetwerk was zeer uitgebreid, soms met handelaars die familie waren van de Timofejevs. De ikonen werden verhandeld in Moskou, maar ook uitgevoerd naar Sint-Petersburg, Saratov, Kazan, tot zelfs naar Tjumen, zo’n 1700 km ten oosten van Moskou. Van Ignat Timofejev is een gemerkte ikoon gekend met de Moeder Gods van Kazan. De Kazanskaja werd in geheel Rusland zeer vereerd.
De omlijsting met de bloeiende wijnranken als Christussymbool is zeer karakteristiek. Deze versiering werd veelvuldig toegepast. Ook de meerkleurige emailversiering is opvallend. Hierdoor is iedere geëmailleerde ikoon uniek. Er werden tot zes kleuren gebruikt, soms geschikt volgens patronen. Blauw komt in verschillende tonaliteiten het meest voor. De fijnheid van de gietvorm en de decoratieve emaillering getuigen van groot meesterschap. Na Ignat Timofejev heeft Rodion Chroestaljov de gietvorm van deze Kazanskaja ook gebruikt (of bijgewerkt) en van zijn merkteken voorzien. En van deze ikoon zijn er tot in de 20e eeuw replica’s gemaakt.
Wellicht in 1872 kwam dit bedrijf in handen van Jekaterina Petrovna Petrova, die meerdere woon- en werkhuizen bezat. In dat jaar waren er vijf meesters in dienst, onder meer Rodion Chroestaljov, die er wellicht vanaf dat jaar werkzaam was. Misschien was hij toen reeds een ervaren snijder van gietmodellen. In 1881 telde de gieterij vier meesters en drie leerjongens. Alleen meester Chroestaljov is bij naam gekend.
Volgens een testamentaire beschikking van Jekaterina Petrova van november 1888 kwam dit atelier in handen van Pelagia Nikitisjna Pankratova. In 1893 waren er zes volwassenen en twee leerjongens in dienst. Het is niet duidelijk of Rodion Chroestaljov toen nog in of voor dit atelier bedrijvig was.
In 1897 werd het houten atelier van de gezusters Timofejevna vervangen door een bescheiden bakstenen gebouw (dat nog bestaat – althans in 2009). Nog tot eind 1903 werd een woonruimte in een huis aan de ‘Kerkhofsteeg’, net naast het atelier van Pankratova, gehuurd door Rodion Chroestaljov. We kunnen ons de vraag stellen of hij kort ervoor was overleden.
Na het overlijden van Pelagia Pankratova kwam het bedrijf in 1908 in handen van haar zoon en schoondochter, Gravriil Graviilovitsj en Felitsata Jegorovna Pankratova, en in 1914 van Felitsata en haar drie kinderen. Dit atelier, achtereenvolgens op naam van Timofejevna, Petrova en Pankratova was dus actief vanaf de eerste helft van de 19de eeuw tot aan de Oktoberrevolutie.
Het tweede atelier
Een tweede gieterij was oorspronkelijk gevestigd in het dorp Tsjerkizovo en was eigendom van Matriona Ivanovna Prokofjeva. Dit bedrijf, dat vanaf omstreeks 1860 bestond, telde vier arbeiders en één leerling. Het kwam in 1881 in handen van Maria Ivanovna Sokolova. De activiteiten werden uitgebreid met acht arbeiders en de werkplaats werd overgebracht naar de Devjataja Rota-straat in de genoemde wijk Lefortovskaja. Te oordelen naar sommige ikonen, gemerkt met haar initialen м.с., was de produktie van hoge kwaliteit. Voor het eerst werden de ikonen gemerkt door de initialen van de eigenares en niet door die van de modelleur. Later kwam het atelier in handen van haar zoon Sergej Jegorovitsj Sokolov, die het merkteken з.с.с. gebruikte (de cyrillische letters z en s, als afkorting van Zavedenië of bedrijf van Sergej Sokolov). In 1895-1897 werd aan de straatzijde een nieuw huis gebouwd met op de begane grond de werkplaats met smidse. Dit was de meest vruchtbare periode van het atelier van de Sokolovs. De contrastrijke emailkleuren zijn zeer kenmerkend.
Om gezondheidsredenen werd dit bedrijf rond 1900 niet meer door Sergej Sokolov geleid en kwam het opnieuw in handen van Maria Sokolova, die dan het merkteken з.с. (bedrijf van Sokolova) gebruikte. Na haar overlijden (in 1911?) werd het geërfd door haar schoonzoon Jefim Fjodorovitsj Lizunov, die zijn producten soms van een eigen merkteken voorzag. Maar hij zat aan de fles, het ging bergaf en een paar jaar voor de Oktoberrevolutie werden de activiteiten stopgezet. Dit atelier van Prokofjeva-Sokolova-Lizunov was dus gedurende een halve eeuw actief.
Er zijn voorbeelden gekend waarop het ateliermerk van Maria Sokolova voorkomt samen met de letters сиб (sib), mogelijk de initialen van een niet-geïdentificeerde meester. Maar dit merkteken komt ook voor samen met dat van Rodion Chroestaljov. Of ze samenwerkten in of voor zowel het atelier van Pankratova als dat van Sokolova, en wanneer juist, is niet duidelijk.
II.
In zeldzame gevallen is ook het jaar van aanmaak of afwerking vermeld. De gemerkte en gedateerde voorbeelden van deze meester komen voor van 1872 tot 1886. Maar ook daarna kan hij nog gietvormen voor metalen ikonen hebben gemaakt of werden dezelfde gietvormen verder gebruikt. Niet alle metalen ikonen waarvan de matrijs door deze meester zijn gemaakt, zijn voorzien van een merkteken. Waarom sommige gemerkt zijn en andere niet, is niet duidelijk. Het is geen kwaliteitsmerk, want ook ongemerkte ikonen zijn vaak van hoog artistiek niveau. Beslist alle gemerkte voorbeelden getuigen van hoogstaand vakmanschap en zijn meestal rijk geëmailleerd. Zeker gedurende twee decennia was hij ongetwijfeld dé leidende meester in één of meerdere ateliers van de Fedoseevtsy- Oudgelovigen-gemeenschap nabij de Preobrazjenskoje-begraafplaats in Moskou. Het is ook mogelijk dat hij niet in deze ateliers maar voor deze bedrijven werkte als onafhankelijk snijder van gietmodellen.
Aan de hand van de ons gekende literatuur, maar ook via onze zoektocht op internet, komen we tot niet minder dan een zestigtal verschillende thema’s en vier kruistypes voorzien van zijn merkteken. We geven hier slechts een paar voorbeelden.
Een van zijn vroegste werken is de grote Dormitio of Het ontslapen van de Moeder Gods.
Voorbeelden van deze ikoon hebben op de achterzijde een in de gietvorm aangebracht inschrift van twee regels en het jaartal 1872: отъ чеканилъ мастеръ родионъ семенъ хрусталевъ d.w.z. gegraveerd door Meester Rodion Semen Chroestaljov. Een analoog voorbeeld is voorzien van het jaartal 1883 en van de tekst по(д)провил м.р.с.х. d.w.z. ‘bijgewerkt’ of ‘geretoucheerd’ door Meester Rodion Semjonovitsj Chroestaljov.
Volgens sommige auteurs zou dit zijn eerste matrijs zijn. De creatie van deze grote en zeer gedetailleerde gietvorm zou maanden werk hebben gevergd – een meesterwerk van formaat. De grootte komt overeen met die van gangbare geschilderde huisikonen. De versierde omlijsting is ook sterk verwant met metalen randbekledingen van geschilderde ikonen. Deze Dormitio evenaart dus de kunstzinnigheid en de spirituele zeggingskracht van een geschilderde ikoon, maar was duurzamer, veelal minder duur en kon in serie worden gegoten.
Tijdens de regering van tsaar Alexander III (1881-1894) werden door een wet van 3 mei 1883 de burgerrechten van de Oudgelovigen hersteld. Ze mochten voortaan officieel handel drijven en dus ook metalen ikonen vervaardigen en verhandelen. Ze konden opnieuw gebedshuizen openen. In augustus van dat jaar werd de Dormitio-kathedraal in de Preobranzjenskoje-begraafplaats gewijd en vond er een belangrijk concilie plaats, in aanwezigheid van 180 geestelijke leiders uit geheel Rusland.
Er zijn Feestdagenvierluiken gekend voorzien van het jaartal 1883 en met een inscriptie bovenaan de kokosjnik (de uivormige bekroning) van de buitenzijde van het tweede luik, met de namen van Jekaterina Petrova én Rodion Chroestaljov. Het is mogelijk dat dit vierluik werd gemaakt naar aanleiding van die belangrijke gebeurtenis. De iconografie van het Feestdagenvierluik was in het begin van de 18de eeuw ontstaan in de Vyg-gemeenschap nabij de Witte Zee. De productie van deze vierluiken werd na de verwoesting van de oudgelovige nederzetting aan de Vyg in 1857 overgenomen door de Moskouse ateliers. Door kleine verschillen in de gietvormen, maar vooral door de rijke emaillering, zijn het telkens unieke kunstwerken.
Een volgend voorbeeld van vrij groot formaat is de ikoon met De Drie Hiërarchen.
Onder de kerkvaders of leermeesters van de Byzantijnse Kerk waren Gregorius de Theoloog (+389), Basilius de Grote (+379) en Johannes Chrysostomus (+407) de belangrijkste, omwille van hun geschriften en hun vaderschap over de liturgie. De ikonografie van deze metalen ikoon komt overeen met geschilderde ikonen van deze Drie Byzantijnse Hiërarchen en ook met oudere metalen ikonen met dit thema. Vooral de fijne detaillering van de gietvorm en de rijke opsmuk met emailkleuren getuigen van het meesterschap van Rodion Chroestaljov. Merken we nog op dat bovenaan deze ikoon het Mandylion voorkomt. Dat is ook het geval bij de achtpuntige kruisen van de Fedoseevtsy, samen met het opschrift Koning der Heerlijkheid, in navolging van een verordening van hun concilie in 1751. Het merkteken van Chroestaljov komt dan ook alleen voor op het kruistype bekroond met het Mandylion, en niet bij metalen kruisen met bovenaan de God Sabaoth op een wolkenrand.
De Moeder Gods heeft altijd een grote verering gekend in Rusland. De typologie op geschilderde ikonen is zeer uitgebreid, maar op metalen ikonen beperkt zij zich tot een tiental modellen. Bij de door Chroestaljov gemerkte ikonen treffen we een achttal types aan, maar niet de Moeder Gods van de Passie of Strastnája, noch de Tíchvinskaja, de Vladímirskaja en de Bogoljúbskaja. We geven hier een voorbeeld van een Moeder Gods van Smolensk of Smolénskaja, met de bloeiende druivenranken als typische omlijsting. Deze ikoon heeft een formaat van ongeveer vier versjók. Een versjók is een oude Russische maateenheid van ca. 4,4 cm. Men dient er rekening mee te houden dat door het krimpen van de gietspecie bij het afkoelen, het gegoten exemplaar iets kleiner uitvalt dan het moedermodel dat gebruikt werd voor het vormen van de afdruk in het zandbed. Vandaar dat replica’s ook iets kleiner zijn dan het moedermodel.
Op deze ikoon zijn de merktekens niet in de gietvorm aangebracht maar nadien in minuscule letters op het buitenste randje gegraveerd. Er staat ook een letter Er staat ook een letter г op, afkorting van года (goda, jaar), maar het jaartal zelf is niet meer leesbaar, moedwillig of door poetsen uitgewist. De merktekens werden meestal meteen in de gietvorm zelf aangebracht. Waarom ze in zeldzamere gevallen pas nadien gegraveerd werden, is niet duidelijk.
III.
De heiligenverering is steeds zeer belangrijk geweest in Rusland en de ikonenkunst kent een zeer uitgebreide heiligen-ikonografie. Bij metalen ikonen zijn er vele varianten, van kleine zak-ikoontjes tot veel grotere op het formaat van geschilderde huisikonen.
De Heilige Nikolaas de Wonderdoener is altijd zeer populair geweest, zowel als patroonheilige voor mannen, als beschermheilige van kooplieden en zeelieden. De heilige is meestal frontaal als halffiguur en zegenend afgebeeld met een open evangelieboek waarop de beginregels staan van de Bergrede. Ter hoogte van zijn schouders zijn Christus de Pantokrator en de Moeder Gods op een wolkenrand afgebeeld. Van Rodion Chroestaljov bestaan er drie typen: een één-versjok-type waarop de heilige is afgebeeld met naast hem de heiligen Basilius de Grote en Savvatus van het Solovetski-klooster als kleine figuurtjes, een drie-versjok-type met in de omlijsting ruitmotieven (wat toeliet om met meerdere emailkleuren te variëren) en ten slotte een drie-versjok-type met als typische omlijsting bloeiende druivenranken.
Naast de grotere voorbeelden werden er talloze één-versjok-ikonen gegoten. Op kleine zakikoontjes en hangertjes („obrazok” genaamd, letterlijk “beeldje”) komen zowel kerkelijke feestdagen als heiligen voor.
De aanmaak van feestdagikoontjes was vrij eenvoudig omdat dezelfde gietvorm van een van de twaalf taferelen op de Feestdagenvierluiken kon worden hergebruikt of aangepast. We geven hiervan twee voorbeelden.
Als voorbeeld van een obrazok met één of meerdere heiligen tonen we hier een exemplaar met de Heilige Varos, een soldaat die als martelaar stierf in 307. Ouders gaven deze ikoon aan hun zoon mee die naar het leger vertrok. Rusland kende vele oorlogen en alle jonge mannen moesten het leger in. De kleurrijke emailversiering van dit zakikoontje is in horizontale banden aangebracht, wat meermaals voorkomt bij ikonen met merktekens van Chroestaljov. Of dit zijn decoratieve inbreng was of dat van de emailleur is niet duidelijk.
We besluiten deze bijdrage met een voorbeeld van een drieluik met de Deësis en Zes Heiligen, in de volksmond devjatka of ‘negental’ genoemd, naar het aantal figuren op de binnenluiken. Gesloten is de voorzijde meestal versierd met een medaillon met het zespuntige kruis. Maar ook alle achterzijden kunnen soms versierd zijn. Deze specifieke ikonografie werd ontwikkeld in de Vyg-gemeenschap en later overgenomen door de ateliers in Moskou.
Op het centrale luik komt de Deësis voor met op de zijluiken telkens drie heiligen, ten voeten uit, en gekeerd naar de Christus Pantokrator. Net als de Moeder Gods en Johannes de Voorloper bemiddelen zij als voorsprekers voor de gelovige bij de Rechter van het Heelal op het Einde der Tijden. Deze heiligen zijn van links naar rechts: Filippus, metropoliet van Moskou, Nikolaas de Wonderdoener, Johannes de Theoloog, de Engelbewaarder en de heilige monniken Zosima en Savatij, stichters van het Solovetski-klooster op een eilandengroep in de Witte Zee. Dit klooster was in de 17e eeuw één van de grootste kloosters in Rusland dat aanvankelijk de hervormingen van Nikon weigerde aan te nemen en de eerste Vyg-gemeenschap ondersteunde.
Op de onderste rand van het middenluik komt het merkteken voor van Rodion Chroestaljov, maar ook een tweede teken с.с.б. (s.s.b). De juiste betekenis van dit tweede merkteken is niet duidelijk. Mogelijk komt het van het bedrijf van Sergej Sokolov. Vermoedelijk werkte Rodion Chroestaljov op het einde van de 19e eeuw nog samen met het atelier van de Sokolovs. Of er werden gemerkte gietvormen van Chroestaljov nog verder gebruikt en voorzien van een tweede merkteken.
Ook is het mogelijk dat Rodion Chroestaljov als onafhankelijke modelleur actief was, eerst voor het atelier van Jekaterina Petrova en later ook voor dat van Maria Sokolova en haar zoon Sergej Sokolov.
Daarenboven moet men ermee rekening houden dat gemerkte gietmodellen ook later nog konden worden aangewend, tot in de 20e eeuw. Het dupliceren van gietvormen was een courante praktijk, vaak ten koste van de kwaliteit. Dit alles duidt aan hoe problematisch het is om de productie van beide ateliers van de Oudgelovigen nabij de Preobrazjenskoje-begraafplaats uit elkaar te houden en de betekenis van het oeuvre van Rodion Semjonovitsj Chroestaljov juist te omschrijven.
(Auteur: Jan Esther, collectioneur van metaalikonen)
Bibliografie:
Hierna verwijzen we naar enkele publicaties van Elena J. Zotova, die voor het schrijven van dit artikel onontbeerlijk waren:
- Svetlana Vitalievna Gnutova en Elena Jakovlevna Zotova, Icons. Hinged Icons. Artifacts cast from brass 11th – early 20th century, from the Andrey Rublev Central Museum of Ancient Culture and Art, Moskou, 2000
- Byzantium in the Casting Ladle, Vantaa, Vantaa City Museum, 2000, met meerdere bijdragen van verschillende auteurs, o. m. van Elena Zotova: The Copperwork of the Old Believers’ Workshops in Moscow in the 18th-20th centuries, p. 161-179.
- Е. Я. Зотова, Московское “медное и серебряное заведение” М. И. Соколовой конца XIX – начала ХХ века (De Moskouse “koper- en zilveronderneming” van M. I. Sokolova eind 19de begin 20ste eeuw), in: Художественный металл России (Artistiek metaal van Rusland), Moskou, 2001, p. 241-250
- Elena Zotova, Hinged Icons. Icons. End of the 17th-20th century. From the collection of Yury Golubev, Moskou, 2002
- Gnutova, Gy. Ruzsa, E. Zotova, Prayers Locked in Bronze. Russian Metal Icons, Budapest, Museum of Applied Arts, 2005
- Е. Я. Зотова, Вылит в Москве…(Gegoten in Moskou), in: Улица Девятая Рота – Из истории московской улицы (De Devjataja Rotastraat – of Negende Compagniestraat – uit de geschiedenis van een straat in Moskou), Moskou, 2009, p. 149-166.
Voor meer algemene informatie is aanbevolen:
- Stefan Jeckel, Russische Metall-Ikonen – in Formsand gegossener Glaube, Bramsche, 1979 (1), 1981 (2), 1995 (3).
- Stefan Jeckel, Heiligtümer aus dem Schmelztiegel. Seltene Motive und außergewöhnliche Formvarianten in der russischen Metall-Ikonenkunst, Bramsche, 2000.
- Stefan Jeckel, Schätze der russischen Metall-Ikonenkunst aus einem Jahrtausend, Bramsche, 2004, en inzonderheid het hoofdstuk Metall-Ikonen mit Meister- und Werkstattsignaturen, p. 121-137.
- Joost Heutink en Stefan Jeckel, Gegoten reisgenoten. Russische metaalikonen uit de collectie Jeckel, Kampen, Ikonenmuseum, 2011
Websites: