Groothertogin Elizabeth Fjodorovna Romanova leefde van 1864 tot 1918. Zij werd geboren in Darmstadt als prinses van Hessen-Darmstadt. Haar grootmoeder was koningin Victoria van Engeland. Elizabeth trouwde met de Russische groothertog Sergei Aleksandrovitsj, een oom van Tsaar Nicolaas II en was dus groothertogin van het regerende huis van Romanov (afb. 1). In Rusland bekeerde zij zich van protestant tot het orthodoxe geloof, hoewel dit voor echtgenotes van de groothertogen niet absoluut vereist was. Haar echtgenoot schonk haar bij deze gelegenheid een Mandylion-ikoon, die ze haar verdere leven koesterde.
Vanaf haar kindertijd was Elizabeth nauw betrokken bij de liefdadigheidacties van haar moeder, groothertogin Alice. Ook gold de lokale patroonheilige Elizabeth van Thüringen en Hessen als voorbeeld voor de prinses. In navolging van haar moeder en naamheilige, organiseerde de Russische Elizabeth Fjodorovna liefdadigheidsinstellingen, stichtte ziekenhuizen, werkte voor daklozenopvang. Tijdens de Russisch-Japanse oorlog van 1905 leidde ze de organisatie van het Rode Kruis in Moskou. Nog in hetzelfde jaar, 1905, werd Elizabeth getroffen door het verlies van haar man, die toen de post van gouverneur-generaal bekleedde. Hij werd het slachtoffer van een terroristische aanslag en kwam om het leven.
LEVEN IN DIENST VAN GOD
Elizabeth besloot toen afstand te doen van het seculiere hofleven en haar leven in dienst van God te stellen. Met de opbrengst van de verkoop van haar juwelen kocht zij in 1909 het Grote Ordynka landgoed met vier huizen en grote tuinen, waarop zij het Martha-en-Maria klooster van barmhartigheid kon openen (afb. 2, 3). Het was geen klooster in strikte zin. De nonnen hielden zich bezig met liefdadigheidswerk, gezondheidzorg en onderwijs. Bij de bouw van het klooster werd geput uit zowel de Russisch-orthodoxe traditie als uit de Europese.
De zusters die in het klooster woonden, legden de geloften van kuisheid, gehoorzaamheid en geen bezit af. Na een bepaalde periode als kloosterling geleefd te hebben, verlieten sommigen het klooster om een gezin te stichten. Moskovieten waren bekend met het werk van de prinses. Een menigte van mensen, veelal armen, zochten haar op en vroegen haar om hulp. Elizabeth leidde zelf in het klooster een ascetisch leven met vasten en gebed (afb. 4).
DEPORTATIE
Met de komst van de nieuwe Sovjet-regering in 1917, weigerde Elizabeth Rusland te verlaten, ondanks de smeekbeden van haar buitenlandse familie. Ze werd gearresteerd in 1918 en gedeporteerd naar Alapaevsk in de Oeral. In juni 1918, werden Elizabeth en verscheidene vorsten van het huis van de Romanovs brutaal ter dood gebracht: ze werden levend in de kolenmijn onder Alapaevsk geworpen. Haar relieken werden in het geheim meegenomen naar Jeruzalem en bevinden zich nu in de orthodoxe kerk van Maria Magdalena op de Olijfberg. In 1992 heeft de Russisch-orthodoxe kerk groothertogin Elizabeth heiligverklaard samen met de moniale Barbara (afb. 5).
Op ikonen wordt Elizabeth geportretteerd in het gewaad waarin de zusters van het Martha-en-Maria convent gekleed gingen. In haar linkerhand houdt ze de kerk van het klooster, dat door haar gesticht is. Ook draagt ze een borstkruis. De Feestdag van de Heilige Eerbiedwaardige grootvorstin Elizabeth en de Moniale Barbara is op 5 juli oude kalender.
(Auteur: Inge Wierda)
Geraadpleegde Literatuur:
Великая Княгиня Елизавета Федоровна, Фотоальбом (Москвá: Мáрфо-Марии´нская оби´тель Милосéрдия, 2009)
Inge Wierda en Inna Tsvetkova, Moskouse School: Traditie en
Heden. Eigentijdse Russische ikonen en muurschilderingen
(Utrecht: Kok, 2013), pp. 58-59