Toen vond Helena het bord [met het opschrift ‘Koning der Joden’] en verheerlijkte de koning, niet het kruis […]. Ze verheerlijkte veelmeer hem, die aan het kruis hing en wiens naam op het bord geschreven stond (Bisschop Ambrosius, 4e eeuw).
In een idyllisch Duits stadje gelegen aan de rivier Lahn wordt een grote kunstschat bewaard. Sinds 1985 wordt de kunstschat publiekelijk getoond in de met marmer beklede kelderruimte van het Diözesanmuseum van Limburg an der Lahn. Het betreft een bijzonder gave staurotheek uit Byzantium.
Zijn naam is ontleend aan het Grieks. ‘Theke’ betekent kastje en ‘stauros’ betekent kruis. Een staurotheek is dus een kastje voor het kruis en bestaat uit twee delen. In het onderstel van het kastje wordt de kruisrelikwie bewaard. De bovenkant wordt afgesloten door een met edelstenen bezette inleg-ikoon.
Volgens de legende heeft keizerin Helena (moeder van Constantijn de Grote) rond 320 stukjes van het kruis van Christus op de berg Gogoltha gevonden tijdens haar pelgrimstocht in het Heilige Land. Ze transporteerde de kruisrelikwie naar Byzantium, waar het tot de 13e eeuw bewaard werd in het keizerlijke paleis aan de Bosporus.
Daar werd de kruisrelikwie samen met andere relikwiën op vakkundige wijze in een staurotheek verwerkt en jaarlijks op 14 september – feestdag van de kruisverheffing – vereerd. Ook werd de staurotheek door de keizers meegenomen als bescherming in de strijd tegen opponenten van het Byzantijnse rijk. Zij, te weten keizers Konstantin VII Porphyrogennetos en zijn zoon Romanos II, waren de opdrachtgevers van deze reliekhouder in de 10e eeuw. Ene proedros (regeringsleider) Basilius, keizerlijke bastardzoon en mecaenas heeft de staurotheek later nog verfraaid. In een opschrift verwees hij naar de levensenkracht, de schone compositie en het militaire gebruik van het kruis en noemde hij de opdrachtgevers bij name.
Het onderstel
De kruisrelikwie bestaat uit zeven kleine flintertjes sycomore of kruishout die op het kruis bevestigd in het onderste deel van de, nu, Limburgse Staurotheek, bewaard worden (afb. 2). Het onderstel bestaat uit een rechthoekige houten drager waarop over de gehele lengte en breedte een uitneembaar dubbelarmig kruis in kostbaar goud gevat, bevestigd is. In de vier rechthoeken aan weerszijden van het kruis, zijn twintig geëmailleerde engelen-ikoontjes te zien waaronder luikjes geopend konden worden, waarin relikwieën bewaard werden (zie afb.1).
Te onderscheiden zijn tien brede ikonen met serafijnen-paren aan de bovenkant en cherubijnen-paren en vier wielen in de onderste rij, en tien één-figurige ikonen met (aarts)engelen in Byzantijnse dracht direct naast het kruis. Grappig detail zijn de zogenaamde gouden sierschoentjes met twee edelstenen, die de kruisarmen afsluiten. Ook de twee edelsteenrosetten springen in het oog, met een grote robijn in het centrum. De lijst tenslotte bestaat uit een geciseleerd palmetten -en een opschriftfries.[1]
De inlegikoon
Het midden van het vergulde zilveren deksel van de staurotheek wordt gesierd door negen geëmailleerde ikonen (in cloisonné emailtechniek op goud) met negenentwintig figuren (afb. 3). Daaromheen is een band met edelstenen als amethist, parel, smaragd, robijnen, saffier en acht kleinere ikoontjes met bustes van de hh. Johannes Chrysostomos, Theodorus, Eustachius, Basilius, Nikolaus, Georg, Demetrius en Gregorius van Nazianze aangebracht. Ten zuiden en noorden van bovenstaand geheel is de ikoon rijkelijk geornamenteerd met een band met drie grote cirkels met edelstenen en opvullingen van edelstenen daartussen.
Het oog wordt getrokken naar het centrum van de inlegikoon, waar Christus Pantocrator met zijn zogenaamde hemelse hofhouding uitgebeeld is. Als in een Deësisrij wordt de tronende Christus in Byzantijns keizerlijk ornaat geflankeerd door Johannes de Voorloper en zijn moeder Maria, met de aartsengelen Michaël en Gabriël daar weer naast. Boven en onder deze rij zijn apostelen en evangelisten uitgebeeld. Boven van links naar rechts: Jakobus en Johannes de evangelist, Paulus en Petrus, Andreas en Markus en onder: Bartolomeüs en Thomas, Lukas en Matteüs, en, Filippus en Simon. Ze zijn eender gekleed in tunica en pallium (mantel), alleen de vier evangelisten en Paulus onderscheiden zich als auteurs van de rest door een codex of boek in hun hand.
Volgens mediëvist John Lawden, auteur van een standaardboek over Byzantijnse kunst, is aan dit iconografische schema op de bovenkant van de staurotheek in het geheel niet te zien dat we met een keizerlijke kruisrelikwie te maken hebben. Echter het beeld van de pantocrator en het symbool van het kruis verwijzen beide naar Christus. Ook zal de keuze van de keizerlijke opdrachtgevers niet toevallig zijn geweest, waar zij verwijzen naar het ‘keizerlijk’ element van de Pantocrator. Dat element is ook in het kruis te vinden. Door de overwinning op de dood is Christus Alheerser, één met God, geworden. Hieraan refereert ook de tweede zin van de inscriptie op de lijst: “Als God leed hij vanwege zijn sterfelijk lichaam, terwijl Basil de Proedros hem hoog vereerde en het kastje met het hout met schoonheid vermeerderde, aan welke hij geslagen de schepping omarmde.”
Van Constantinopel naar Limburg an der Lahn
Tot de vierde kruistocht in 1204 bevond de staurotheek zich in het keizerlijk paleis aan de Bosporus in Constantinopel. Naar aanleiding van de chaos die volgde op de grote kunstroof van dat jaar, – zo gaat het verhaal – bracht de ridder Heinrich von Ulmen de staurotheek drie jaar later onder in het klooster Stuben an der Mosel in het aartsbisdom Trier. Door de secularisatie kwam de staurotheek in 1802/03 in handen van de Vorst van Nassau-Weilburg terecht. In 1835 schonk zijn opvolger hertog Wilhelm van Nassau de staurotheek aan zijn bisdom Limburg.
In 1908 werden de relikwiën die onder de engelenikoontje van de staurotheek bewaard werden, overgeplaatst naar een nieuw object dat daar speciaal voor was gemaakt door goudsmid Wilhelm Rauscher uit Fulda. Het is een prachtig, verguld zilveren relikwieënkruis dat op een neo-romaanse voet rust en dat zich tevens in het Diözesanmuseum van Limburg an der Lahn bevindt (afb. 4). In detail is beschreven en zichtbaar gemaakt wat erin wordt bewaard: het heilige bloed, de doornenkroon, de windsels van Christus, het grafdoek van Christus, het maphorion van Maria, de gordel van Maria, de purperen mantel van Christus, de lijkwade van Christus, de spons met azijn, haar en bloed van Johannes de Voorloper.
In 1954 werd de staurotheek gerestaureerd door goudsmid Wilm uit München. Vijf jaar later werd de staurotheek tot het middelpunt van een kruisfeest gemaakt door bisschop Wilhelm Kempf. Sinds een aantal jaren wordt de staurotheek weer in het museum getoond als Limburgs grootste Domschat. Het is een ontroerende belevenis deze prachtige staurotheek te zien. Zou het echt waar zijn dat er een stukje van het kruis in bewaard werd? De eerbied en het vakmanschap van de Byzantijnse makers zijn in ieder geval voelbaar in de grote schoonheid van de Duits Limburgse staurotheek.
Epiloog
Hoe vaak zal de staurotheek bij militair-keizerlijk vertoon en in religieuze processies door vrome christenen gedragen zijn, destijds in het oosten in Constantinopel en tegenwoordig in het westen in Limburg an der Lahn? Hoe excellent wisten Byzantijnse hof-emailleurs cloisons te buigen van zilverdraad, op geprepareerde koperplaatjes te leggen, op te vullen en te bakken tot meesterlijke veelkleurige geëmailleerde ikoontjes en ornamenten! De duistere geschiedenis van de val en kunstroof in Constantinopel in 1204 lijkt plots een lichtpuntje te bevatten in de zegen face to face te kunnen staan met een reliekhouder van het ware kruis in een buurland.
(Auteur: Inge Wierda)
Literatuur:
John Lowden, Early Christian & Byzantine Art (London: Phaidon, 1997)
Holger Klein, ‘Die Limburger Staurothek und der Kreuzkult in Jerusalem und Konstantinopel’, Im Zeichen des Kreuzes. Die Limburger Staurothek und ihre Geschichte, tent. cat. (Diözesanmuseum Limburg, 2009), pp. 12-30.