‘Over u, gezegende, verheuge zich de ganse schepping, de engelenkoren en het menselijk geslacht. Gewijde tempel en paradijs van het Woord, maagdelijke roem, uit wie God vlees werd; Hij, onze voor eeuwig zijnde God; tot troon heeft Hij uw schoot geschapen en uw moederlichaam groter gemaakt dan de ganse hemel. Over u, gezegende, verheuge zich de ganse schepping. Ere zij u!’ (Mariahymne uit de Basiliusliturgie)
Centraal staat de tronende Moeder Gods met het Christuskind op schoot. De Moeder Gods met Kind is frontaal weergegeven te midden van hemelse en aardse hiërarchieën. De ikoonschilder heeft een duidelijke tweedeling aangebracht. Boven zien we engelen, die als hemelse hofdienaren om de Moeder Gods met Kind heen staan. Beneden zien we een mensenschare van heiligen, zwarte en witte geestelijken, gekroonden en gelovigen, die vanaf de aarde Christus en zijn moeder aanroepen en toezingen. De Moeder Gods wordt geëerd door heel de schepping, het engelenkoor en het mensengeslacht.
De Moeder Gods is gekleed in een blauw chiton of onderkleed en een purperen map- horion of mantel. Dit wijst op haar menselijke natuur en de goddelijke genade die haar ten deel is gevallen. Uitverkoren onder de vrouwen als nederig dienaresse Gods, kreeg zij het goddelijk kind, Jezus Christus. De Maagd Maria wordt ook wel gezien als de geheiligde Tempel, of Troon van God die middels haar geïncarneerd is.
De drie sterren op het maphorion van de Moeder Gods, middenboven op haar hoofd en bij de schouders, zijn als symbool van de drievoudigheid te duiden. Ze refereren aan haar eeuwige maagdom, voor, tijdens en na Christus’ geboorte en aan de Heilige Drie-eenheid. In de Orthodoxe Kerk wordt de Moeder Gods aangeduid als ‘Alheilige Moeder Gods en altijdmaagd Maria’, terwijl haar eretitel ‘Moeder van God’ haar unieke relatie met de tweede persoon van de Heilige Drie-eenheid, Jezus Christus, uitdrukt.
Op iedere Moeder Gods-ikoon komt de griekse afkorting ‘MR THOU’ of ‘Meter Theou’ voor, hetgeen Moeder van God betekent. Deze aanspreektitel is goedgekeurd op het Concilie te Efeze in 431. Daar werd de opvatting van Nestorius dat Maria wel de moe- der van Jezus, maar niet de moeder van God was, verworpen. De inscriptie staat links en rechts boven het hoofd van Maria geschreven.
Aangenomen wordt dat de engel in het centrum achter de Moeder Gods de aartsengel Michaël is, met in zijn directe omgeving de overige aartsengelen Gabriël, Rafaël, Uriël, Barachiël, Jehudiël en Sealtiël. Daarachter zijn andere engelen afgebeeld, van wie soms alleen de nimbi te zien zijn. De figuur van de Moeder Gods met Kind is omhuld door een mandorla, die uit twee blauw gekleurde concentrische cirkelbanen bestaat: een ceruleum en een ultramarijn blauw gekleurde cirkelbaan. De mandorla verwijst naar de goddelijke dimensie waarin de Moeder Gods als beeld verschijnt. Vanuit het centrum gaan lichtstralen uit naar alle kanten van ‘de ganse schepping’.
De Moeder Gods, Kind en de engelen staan voor een door boompjes omgeven vijfkoepe- lige kathedraal en zijn in een grote cirkel gevat. De grote cirkel is een reflectie van de kleinere concentrische banen van de mandorla. Hij omkadert het hemels gezelschap op harmonieuze wijze. Het witte vijfkoepelige kerkgebouw op de achtergrond staat symbool voor het Hemelse Jeruzalem. De schilder heeft de Hagia Sofia in Constantinopel als model voor dit gebouw gebruikt.
In het bovenste segment wordt dus het Hemelse Jeruzalem voorgesteld, compleet met boompjes die verwijzen naar het hemels paradijs, waar God, Christus en de engelen wonen. Het onderste segment verwijst op zijn eigen manier ook naar het hemels Jeruzalem. Hier is het hemels Jeruzalem beeld van Christus’ gemeente op aarde. Tenslotte wordt de tempel of het moederlichaam (of baarmoeder) van Maria bezongen als weidser dan de ganse hemel.
Linksonder, met een schriftrol in zijn hand, staat Johannes van Damascus (ca. 651/ 676-750), de schrijver van hymnen ter ere van de Moeder Gods. Op de schriftrol staat het begin van de bovengenoemde hymne: “Over u verheuge zich de ganse schepping, de engelenkoren en het menselijk geslacht”. Deze ikoon is naar de aanhef van deze hymne vernoemd en staat bekend als een hymne-illustratieve ikoon. In de hemel en op aarde wordt de Moeder Gods geprezen als de genadevolle en geheiligde tempel van de Logos.
Achter Johannes van Damascus staat Johannes de Voorloper, die alle mensen naar de hemel leidt: de apostelen, de koningen David en Salomo, en onder hem Johannes Chry- sostomus, Basilius de Grote, Nicolaas van Myra, monniken, kluizenaars en profeten.
Rechtsonder staan Petrus en Paulus duidelijk herkenbaar aan het hoofd van de stoet, en zijn heiligen te zien: Helena, Olga van Pskov, Boris en Gleb met Vladimir, heilige maagden en andere heiligen. Ze verheugen zich allen over de Theotokos of Heilige Maagd Maria, die het goddelijke kind baarde, en vereren haar.
Aan de schilderstijl, de gestandaardiseerde langgerekte typen en gezichten is te zien dat de ikoon geschilderd is naar het atelier van Dionisi. Als voorbeeld voor deze ikoon heeft een 16e-eeuwse ikoon van het atelier gediend, die gemaakt is voor de Ontslapeniskathedraal in het stadje Dmitrov en tegenwoordig in de Tretjakovgalerij in Moskou is te zien. De hier tentoongestelde en recentelijk geschilderde ikoon van de Moeder Gods naar de hymne ‘Over u verheuge zich…’ is geheel overeenkomstig de Moskouse traditie weergegeven.
Ondanks het feit dat het in deze ikoon in de kern niet om een specifieke kathedraal gaat, is de Hagia Sofiakathedraal in Constantinopel toch niet geheel toevallig als model gekozen. Het is de moederkerk van het oosters christendom, die in het kader van deze tentoonstelling een opmerkelijke betekenis krijgt. Toen het Byzantijnse Rijk in 1453 uiteenviel, werd Moskou als erfopvolger, als het derde Rome gezien. Moskou kreeg de status van het nieuwe aardse Jeruzalem. Dit type ikoon van de Moeder Gods naar de hymne ‘Over u verheuge zich…’ is kort daarna in Rusland ontstaan. In die tijd werd volgens de orthodoxe kalender het einde der wereld verwacht en werd halsreikend uitgekeken naar het Hemelse Jeruzalem en de vreugdeschenkende Moeder Gods.
(Auteur: Inge Wierda)
Bron: Inge Wierda en Inna Tsvetkova, Moskouse School: Traditie en Heden. Eigentijdse Russische ikonen en muurschilderingen (Utrecht: Uitgeverij Kok, 2013), pp. 22-25.