Katouchka Pool
De iconografie van ikonen is afgeleid van de Byzantijnse vormentaal. Deze afbeeldingstraditie resoneerde door de Oosters-orthodoxe wereld en veranderde nauwelijks. Uiteindelijk werd de Byzantijnse iconografie ook in het westen geadapteerd. In de westerse kunst vertaalden schilders haar echter op geheel eigen wijze.
Het rondtrekken van (werkzoekende) ambachtslieden, onder wie schilders, was vanaf de middeleeuwen gebruikelijk, ook over de landsgrenzen heen. Zo konden ontwerpen en motieven worden verspreid, waardoor men zich kon laten inspireren. Met de uitvinding van de boekdrukkunst kon men vrijelijk putten uit de bestaande vormentaal. Waren vorm en coloriet in de ikoonschilderkunst vastgelegd, met de aankomst van ikonen in het westen als inspiratiebron, variëerden schilders eindeloos in compositie en kleurgebruik en maakten ze eigentijdse schilderijen.
Italië
Via havens als o.a. Venetië en Kreta kwamen oosterse ikonen de westerse wereld binnen. Rijke opdrachtgevers kochten de ikonen, waardoor hun voorkeur voor kunst veranderde. Ook schilders kregen te maken met de nieuwe smaak en vraag naar kunst. Bovendien raakten sommigen van hen geïnteresseerd in de schildertechniek uit het Oosten, de bakermat van Christus en het ‘beloofde’ land. Zowel schilders als opdrachtgevers, van wie eerstgenoemden volkomen afhankelijk waren voor hun inkomsten, wilden zich op de een of andere manier verbinden met de christelijke mystiek in deze ikonen. Al was er reeds eeuwenlang een bloeiende kunsttraditie (sacraal en profaan) in het Westen, om hun dagelijks brood te verdienen bij potentiële opdrachtgevers als kerk en stadsbesturen, adel of rijke kooplieden, was het van belang met iets vernieuwends te komen.
Zulke schitterende voorstellingen van heiligen had men nog niet eerder gezien. En daar kwamen heiligen uit de hemel (gouden achtergrond, vanuit een andere dimensie, gesuggereerd door het omgekeerde perspectief) door wie de gelovigen contact met het goddelijke konden ervaren, bij. Deze, vanuit compositorisch oogpunt schijnbaar eenvoudige voorstellingen sprongen direct in het oog en werden mede daardoor goed onthouden. Het waren duidelijk herkenbare
voorstellingen. Gezien in het licht van de religiositeit van de toenmalige samenleving is het begrijpelijk dat de middeleeuwse mens zich verwonderde over de ikoon. Hij ervoer de aanwezigheid van het goddelijke, dat als door het venster van de ikoon, naar hem keek. De ikoon als middel tot devotie is heel efficiënt, terwijl het verhaal erachter gemakkelijk te begrijpen was voor ongeletterden. Voor verdere verbreiding van het geloof was het een uitstekend middel. Bovendien kon men met een mooie ikoon pronken.
Een golf van bewondering moet er door het Westen voelbaar zijn geweest. Het contact tussen de oosterse en westerse cultuur kende zijn weerga niet. Culturen in beide werelden veranderden langzamerhand definitief, eerst in de hoogste kringen, later in de andere lagen van de bevolking. Ook in wetenschap, muziek, poëzie, kleding en decoratieve kunsten vond er een interessante vernieuwing plaats. De weg hiertoe was reeds voorbereid door de kruisvaarders. Globalisering avant la lettre. Overigens reisden christelijke geestelijken als bisschoppen al van meet af aan tussen Oost en West.
Niet alleen aspecten van Byzantijnse, maar ook van Russische ikonen werden vertaald in de West-Europese kunst. Soms werden panelen verdiept, geprepareerd en verguld, lijsten met verf gesuggereerd in de voorstelling.
Recepten zijn overgeleverd o.a. via bronnenboeken, zoals het Byzantijnse handboek voor ikoonschilders (Hermeneia), en Cennini␣s Het handboek voor de kunstenaar (Il Libro dell␣Arte, vóór 1437).
Italiaanse schilders als o.a. Pisano, Cimabue, Marcovaldo, Martini, Lorenzetti, Monaco en Massaccio, die de Byzantijnse ikonen onder ogen kregen, verdiepten zich in de iconografie en techniek. Ze pasten deze aan aan de toenmalige Italiaanse smaak. Een schilder had een sterke relatie met zijn opdrachtgever en veel afspraken werden per contract vastgelegd, zoals bijvoorbeeld de prijs van de aanschaf van pigmenten en voor hoeveel goud er betaald moest worden. Ook werd er onderscheid gemaakt tussen de waarde van kostbare materialen enerzijds, en het technisch vakmanschap waarmee de schilder deze verwerkte anderzijds. Spectaculaire effecten sorteerden Italiaanse schilders in hun ‘ikonen’. De verleidelijke of pathetische blik van Maria werd geïntroduceerd (o.a. Duccio di Buoninsegna). Roze, oranje en rode pigmenten werden geliefd in de Italiaanse schilderkunst. Schilderijen met deze kenmerken werd veel gevraagd door opdrachtgevers. Ze genoten niet alleen van de schoonheid, maar wilden tevens aantonen op de hoogte te zijn van de nieuwste ontwikkeling op het gebied van de schilderkunst.
De Zuidelijke Nederlanden
Toen de Vlaamse Primitieven in de Zuidelijke Nederlanden in de vijftiende eeuw vernamen van wat er zich op schildertechnisch en iconografisch gebied in Italië afspeeldde, reisden sommigen van hen naar dit land voor studie. Jan van Eyck, Rogier van der Weyden, Hans Memling, Hugo van der Goes e.a.bestudeerden in Italië de kunsten. Net als Italiaanse schilders namen ze bepaalde technische en iconografische apecten over van de ikoonschilderkunst, en ook van daarvan afgeleide Italiaanse schilderkunst. Een belangrijk reisdoel op zich vormde de studie van de renaissance schilderkunst.
Ikonen werden niet alleen naar via Venetië, maar ook direct uit Kreta naar de Zuidelijke Nederlanden geëxporteerd. De Byzantijnse techniek konden de Vlaamse Primitieven niet volledig doorgronden. Ze hebben haar bovendien op een andere manier geïnterpreteerd. Op sommige Vlaamse panelen kunnen wij de oorspronkelijk Byzantijnse motieven herkennen. Vlaamse schilders ontwikkelden een geheel eigen stijl, gebaseerd op de principes van de ikoonschilderkunst, in combinatie met de Italiaanse schildertechniek.De picturale lagen, uitgevoerd in tempera, zijn door diverse middeleeuwse schilders als Jan van Eyck e.a. verrijkt met een weinig olie en harsen, om een emaille-achtig effect te verkrijgen. Overigens is het gebruik van olie in de schilderkunst al vóór Van Eyck toegepast. De mijns inziens tot dusverre oudste bekende toepassing dateert uit de 6e eeuw (Afghanistan).
Het Lams Gods (1432,St. Baafs kathedraal, Gent) door de gebroeders Hubert en Jan van Eyck met heldere kleuren geschilderd, is voor wat betreft de opbouw in luiken met voorstellingen van heiligen, een duidelijke ontlening aan de iconostase. De verhalende luiken zoals die van het Lam Gods en van de rechtvaardige rechters, sluiten voor wat betreft vormentaal echter aan bij de traditie van de Zuid-Nederlandse schildertraditie.
Rogier van der Weyden heeft de iconografie van ikonen verwerkt in zijn schilderijen. Hij ontwikkelde de vormentaal van Madonna met Kind naar een westers model. Ook Hans Memling (van oorsprong Duitser) refereerde aan de ikonen die hij in Italië moet hebben gezien. Zijn Zegenende Christus (Boston, Museum of Fine Arts) en Madonna’s met Kind tonen Byzantijnse invloeden, doch zijn in een persoonlijke stijl uitgevoerd en herkenbaar in de stijl van de Vlaamse Primitieven.
De artistieke invloed van ikonen strekte zich uit over Italië, de Nederlanden, Frankrijk en Duitsland. WestEuropese religieuze schilderijen op paneel of doek waren niet alleen voorbehouden aan kerk, vorst of adel. Op markten en in kloosters kon men toen ook veel goedkopere, in serie vervaardigde schilderijen van lokale herkomst kopen met religieuze of wereldse voorstellingen. De prachtige expositie De weg naar Van Eyck, die in Museum Boymans van Beuningen te Rotterdam (tot en met 10 februari 2013) wordt gehouden, toont u ruim 90 meesterwerken uit de Nederlandse, Franse en Duitse kunst rond 1400.
Ikonen zijn tot op heden een belangrijke bron van religieuze inspiratie in de WestEuropese cultuur. We hoeven maar te denken aan de heiligenplaatjes, die je in de eerste helft van de vorige eeuw kreeg, wanneer je naar de mis was geweest. Of aan de heiligenplaatjes, die buschauffeurs op hun voorruit plakken om de heilige te vragen om een veilige rit. Ze zijn tot op de dag van vandaag niet meer weg te denken uit onze cultuur.