Helaas is de tentoonstelling ‘Ongekende Schoonheid’ ikonen uit Macedonië in Museum Catharijneconvent in Utrecht al weer voorbij. De ikonen en de prachtige objecten zijn in de kisten gepakt en naar hun thuisland teruggevlogen. Het enige dat nog rest zijn een boek, de foto’s en de herinneringen. De expositie heeft veel bezoekers getrokken, velen kwamen zelfs twee keer om de unieke schatten nog eens goed te bekijken.
Twintig jaar nadat het als zelfstandige republiek een eigen weg is ingeslagen, is Macedonië opnieuw op de kaart gezet. De Nederlandse schrijver A. den Doolaard was een grote liefhebber van Joegoslavië, speciaal van het gebied rond het Meer van Ohrid. Hij schreef boeken zoals ‘de Herberg met het Hoefijzer'(1933) en ‘de Bruiloft der Zeven Zigeuners’ (1939). Dit laatste boek speelt zich in en om Ohrid en het klooster van de heilige Naum af. Het is niet voor niets dat deze schrijver en ‘ambassadeur’ van Macedonië een monument op de boulevard van Ohrid heeft gekregen. Nederlanders kennen Macedonië ook vanuit de jaren ’70. Toen trokken in de vakantieperiode gezinnen naar het Meer van Ohrid om te genieten van de zon, het water en de heerlijke Macedonische keuken. De cultuur kwam dan bescheiden om het hoekje kijken, want een vakantie vullen met musea en kerken en klooster bezoeken was geen eerste prioriteit.
Macedonië is een land in de Balkan, waardoorheen alle mogelijke volkeren zijn getrokken, die hun sporen hebben achtergelaten. Macedonië wordt al sinds de prehistorie bewoond. Prachtige bodemvondsten getuigen daarvan: bronzen sieraden en rituele objecten, zoals de bijzondere huisaltaren voor de moedergodin-cultus uit 5500 v. Chr. Interessant is dat één van de oudste aardewerken torso’s in de geschiedenis is gevonden op Macedonisch grondgebied. De datering van die objecten strookt volgens de berekening van de oosterse kerk precies met de schepping van de wereld in 5508 v. Chr.! De vondst van een gouden masker en verschillende andere gouden grafgiften uit de vijfde eeuw v.Chr. in een graf in de burcht van Ohrid in 2002 toont de welvaart en het hoge artistieke niveau van de oude Macedoniërs aan. De juwelen doen in geen enkel opzicht onder voor de goudschatten van de Skythen en de Thraciërs, die in onze contreien veel bekender zijn.
Ook de Grieken – denk aan Alexander de Grote, die er weliswaar zelf nooit is geweest – en de Romeinen hebben hun sporen achtergelaten. Vooral de laatsten hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van het land. Vanuit Rome was de Via Appia een grote handels- en militaire weg, die overzee dwars door de Balkan als Via Egnatia werd verlengd naar Thessaloniki en Constantinopel, de nieuwe hoofdstad van het Romeinse – en later Byzantijnse – rijk. Aan de weg verrezen aanvankelijk Romeinse steden, waar op de fundamenten christelijke kerken, doopkapellen en bisschoppelijke paleizen werden gebouwd. De mooie vloermozaïeken behoren tot de best bewaarde uit de laat-Romeinse en vroeg-christelijke tijd. Heraclea Lyncestis en Stobi zijn een paar sprekende voorbeelden van vroeg-christelijke steden. Deze worden ook al genoemd in de verslagen van de grote concilies. Hun bisschoppen waren deelnemers in bijvoorbeeld Nicea en Serdika (het huidige Sofia). De eerste christenen in het territorium van de republiek Macedonië moeten al in de eerste eeuw daar gewoond hebben. Zij waren de volgelingen van de apostel Paulus, die Macedonië bezocht, zoals o.a. in Handelingen wordt beschreven. Net als bij Alexander is Paulus overigens nooit op het huidige grondgebied van de republiek geweest, maar wel in het grote Macedonië. Rond 300 komt een bisschop uit Antiochië naar Ohrid om daar het Christendom te verkondigen en dan is er echt sprake van een christelijke gemeenschap, naast de bevolking, die zich richt tot de natuurgoden en de goden van het Grieks-Romeinse Pantheon.
In de zesde eeuw trekken de Slaven het land binnen. Zij mengen zich met de christelijke bevolking en vanaf dat moment wordt het Slavisch de voertaal in een gebied, dat voordien voornamelijk Grieks en Latijn-sprekend was. Dat is een hele omslag, want er is geen alfabet, dat die gesproken taal goed kan weergeven. In de negende eeuw treden de broers Methodius en Cyrillus uit Thessaloniki voor het voetlicht als Apostelen van de Slaven. Om de belangrijke theologische boeken voor de Slavische volkeren te ontsluiten ontwikkelen zij een nieuw alfabet, gebaseerd op het Grieks. Hun leerling Kliment van Ohrid (ca. 840-916), geeft het Cyrillische alfabet, genoemd naar zijn leraar Cyrillus, zijn definitieve vorm. Het Cyrillisch, dat ook Kerkslavisch wordt genoemd, krijgt de officiële status van één van de vier talen van het Christendom naast Hebreeuws, Grieks en Latijn. Kliment sticht rond 900 een klooster en een school in Ohrid, dat dan het centrum van literatuur en cultuur wordt. In de bloeitijd zijn er maar liefst 3.500 studenten! De roem van Kliment en zijn leerling Naum, die aan de zuidzijde van het Meer van Ohrid ook een belangrijk klooster sticht, verspreidt zich over de gehele Balkan. Is Kliment de man van de wetenschap, Naum is meer de man voor de gewone bevolking. Volgens de legende heeft hij de boeren beschermd tegen de wilde beesten. Hij richtte zelfs een beer af om een landbouwwerktuig te trekken! Na hun dood worden zij de heilige beschermers van Macedonië. Hun ikonen worden diep vereerd en in feestelijke processies meegedragen. In Utrecht was de unieke reliëfikoon van Kliment te zien naast de dubbelzijdige processie-ikoon, die door de gelovige Macedoniërs ook in het museum werd vereerd.
Intussen heeft de Slavische tsaar Samuil (976-1014) zijn residentie naar Ohrid verplaatst. Zijn imposante burcht bepaalt nog altijd het panorama van de stad. Vier jaar na zijn dood wordt Macedonië ingelijfd bij het Byzantijnse rijk. Dan breekt een periode aan, waarbij Macedonië van groot belang blijkt als erfdrager van de cultuur van Byzantium. Kerken en kloosters worden gebouwd volgens het Byzantijnse schema van de kruiskoepelkerk. Kerkwanden en ikonen worden geschilderd door de beste kunstenaars, die in opdracht van de keizerlijke familie en de hoge adelstand naar Macedonië worden ontboden. Aan het begin van de elfde eeuw wordt de majestueuze kathedraal van Ohrid gebouwd op een basilicaal grondplan met een grote koepel, die er in de Osmaanse periode vanaf is gehaald. Net als in Constantinopel, hoofdstad van het oosterse Christendom, is de kerk gewijd aan de Heilige Wijsheid. De prachtige muurschilderingen zijn uitstekend bewaard gebleven, dankzij de overschilderingen uit de tijd dat de kerk als moskee werd gebruikt. De Hemelvaart van Christus tegen het gewelf laat zich goed vergelijken met het mozaïek in de koepel van de (ook) Heilige Wijsheidskerk in Thessaloniki. De houding van de figuren en de wervelende, vloeiende draperieën in de kledij, de verfijnde gezichtsuitdrukking van de heiligen, maar ook de keuze van de heldere kleuren is kenmerkend voor de Byzantijnse stijl.
De schilderkunst op Macedonische bodem beleeft een hoogtepunt in de kerken van Nerezi (1164) en Kurbinovo (1191). (afb. 2) De eerste is een echte kruiskoepelkerk. De tweede valt in het landschap nauwelijks op, omdat de kerk het uiterlijk heeft van een eenvoudige boerenschuur. Heiligen en feesten zijn op onnavolgbare wijze op de muren geschilderd. Langgerekte figuren in rijke, zwierige kledij in prachtige kleuren tegen een tot in de finesses uitgewerkte achtergrond van natuur of architectuur kennen in deze tijd huns gelijke niet! Alledaagse voorwerpen dienen als coulisse in de schilderingen. Hier is een begin gemaakt met de Renaissance, die ruim een eeuw later zal worden opgepakt door Italiaanse schilders zoals Masaccio en Giotto. Inmiddels is de kunsthistorische wereld er wel van overtuigd, dat de aanzet tot die Renaissance een uitvloeisel is van de schilderkunst op de Balkan. De klassieke Byzantijnse iconografie wordt gemengd met het eigen gevoel en talent van de schilders. Want de ontwikkeling in de schilderkunst in Macedonië gaat verder en er verschijnt nog meer beweging, realisme, emotie en zelfs perspectief. De beïnvloeding tussen oost en west is groot. Het Christuskind op de arm van de Moeder Gods is een echt jongetje, dat zich zo beweegt, dat het overkleed van zijn schouders glijdt. Het hansopje eronder is met strooimotiefjes versierd. De heilige is niet meer statisch en frontaal op het paneel geplaatst, maar lijkt te lopen en door de vaart waait zijn kleed op. Zijn gelaatsuitdrukking is menselijk.
Omdat het economisch een welvarende tijd is, schenken notabelen kerken en ikonen en verbinden daar hun naam aan. Zij verzekeren zich zo van voorspraak na hun dood. Ook de schilders blijven niet langer anoniem. Zij zijn terecht trots op hun scheppingen. Hun roem snelt de ikonenschilders vooruit. Zij worden ontboden naar soms de meest afgelegen plaatsen om kerken en kloosters van (muur-)schilderingen te voorzien. Een mooi voorbeeld is de crypte in het noord Italiaanse Aquileia, waar o.a. een kruisafneming door Macedonische schilders is gemaakt. Maar het meest spectaculaire bewijs van hun wereldomvattende werkzaamheden is misschien wel in Pskov in noord Rusland. Daar schilderden Balkanschilders de lijdenscyclus van Christus met een graflegging, die één op één lijkt te zijn gemaakt met die uit Nerezi!
Maar er staat een dreiging voor de deur: de islamitische Osmanen trekken vanuit het oosten de Balkan binnen en voegen aan het einde van de veertiende eeuw ook Macedonië toe aan hun immense rijk. Dat is niet het einde van de christelijke samenleving. Er zijn weliswaar beperkingen ? een kerk mag aan de buitenkant niet als zodanig herkenbaar zijn en een Osmaan te paard moet er overheen kunnen kijken -, maar er wordt nog steeds gebouwd en geschilderd. Ook verrijzen kloosters op de meest afgelegen plaatsen. De belastingopbrengsten van de christenen zijn van levensbelang om de nu islamitische maatschappij draaiende te houden. In deze roerige tijd worden ikonen van soldaatheiligen immens geliefd. (afb. 6, 7) De strijders – zelf gemarteld en gedood, omdat zij vasthielden aan hun christelijke geloof ? vechten al eeuwen voor de overwinning over het kwaad. Hulp wordt verwacht van deze soldaten. Door legioenen worden ikonen geschonken aan de kerken, met alle namen van de soldaten erop. Ook de ikoon van Christus Koning en Hogepriester is uiterst belangrijk: deze Koning en Hogepriester is groter, machtiger en eeuwiger dan de Osmaanse sultan of imam. Beter is het te vertrouwen in de hemelse leider dan in de tijdelijke en sterfelijke islamiet.
Het vertrouwen van de Macedoniërs groeit en de macht van de islamitische overheersers kalft langzaam maar zeker af. Een nieuwe klasse van handelslieden komt op. Zij hebben geld om kerken en kloosters te laten bouwen of renoveren, schilders en handwerkslieden te betalen voor wandschilderingen, ikonostasen en ikonen. Ikonen worden vrolijker van kleur en nog meer met traditionele kledij en alledaagse voorwerpen doorspekt. Bij een Laatste Avondmaal zit Christus met zijn apostelen aan een rijkelijk voorziene dis. Landbouwprodukten worden afgewisseld met kandelaars en oriëntaals uitziende kannetjes. Een gebloemd tafelkleed is geen uitzondering. Ook de grafdoek, waarin Christus wordt begraven is dikwijls met roosjes versierd. De boeren en de handelaren laten hun dagelijkse leven doorklinken in de religieuze schilderingen. De eigen identiteit is zo belangrijk geworden. Inmiddels staat de schilderkunst zo wel ver af van de Byzantijnse oorsprong. Dat is ook niet zo vreemd, want ook de hoofdstad van het Byzantijnse rijk is in 1453 onder de Osmanen gevallen.