Wim van Loon
Vroeg in de ochtend, op de grens van donker en licht, sta ik in het katholikon van het Athosklooster Stavronikita. De monniken lezen en zingen de metten en de lucht ruikt naar wierook. Ik ben omgeven door het werk van de grote agiograaf/ikoonschilder Theofánis Strelítzas (ook wel: Bathás), beter bekend als Theofánis de Kretenzer. Het is imponerend en rustgevend tegelijk.
Op de muren van de kerk is geen plekje blanco: heiligen, bijbelverhalen, Patriarch Ieremías I die Theofánis uitnodigde zijn kerk te verfraaien (1545). Iedere vierkante centimeter is onderdeel van een muurschildering. Ikonen van de hand van Theofánis zijn er ook. Op de ikonostasis alleen al zo’n achttien. Bovendien hangt schuin tegenover mij, tegen een grote pilaar, mijn favoriete ikoon van de Moeder Gods met Kind (Odigítria, Zij die de weg wijst). Het is de originele versie (neem ik aan) van de hand Theofánis, die mijn favoriete ikoonschrijver/schilder is. Samen met een zoon werkte hij gedurende de jaren 1545-1546 aan de muurschilderingen in de kerk en de trápeza (eetzaal) van het klooster. Helaas is een groot gedeelte hiervan verloren gegaan.
De ikonostasis dateert ook uit genoemde periode. Geleerden zijn daarom van oordeel dat de Odigitria-ikoon ook uit die tijd stamt en ook van Theofánis’ hand is. Thuis heb ik een kleine versie van de hand van Jan Verdonk, van dierbaren gekregen voor mijn vijftigste verjaardag.
Theofánis de Kretenzer wordt algemeen erkend als de toonaangevende figuur in de muur- en ikoonschilderkunst van de zestiende eeuw en zeker ook als de belangrijkste en invloedrijkste vertegenwoordiger van de Kretenzische School. In dit artikel wil ik vooral aandacht geven aan Theofánis activiteiten als ikoonschilder. Ik zoek daarbij een antwoord op vragen als: wat is er bekend over zijn ikonen en waar zijn die te zien. Ook op de vraag of het belangrijk is dat we namen en jaartallen zo precies weten, probeer ik een antwoord te vinden.
Theofánis’ leven en werk
Ondanks zijn erkende meesterschap is er weinig over Theofánis bekend. Hij werd -voor 1500- geboren in Candia (Iraklion), Kreta. Dat Griekse eiland was in die tijd het belangrijkste centrum van de productie en verspreiding van ikonen. Al zijn bekende werk (muurschilderingen) is echter te vinden op het vasteland van Griekenland, met name in de kloosters van Metéora en Athos. Dat werk kan gedateerd worden in de periode 1527-1546.
Over zijn persoonlijke leven weten we echter nauwelijks iets. Feitelijk alleen dat hij twee zoons had, Symeón en Neófytos, uit een huwelijk waarover niets bekend is, en dat hij in 1527 monnik wordt genoemd. In die tijd moet hij ook agiograaf geworden zijn. Verder lijkt het wel duidelijk dat Theofánis (en zijn zoons) in 1535 inmiddels monnik van het klooster Megísti Lávra op Athos zijn. Hij schilderde en signeerde er de muurschilderingen van het katholikon in dat jaar. De meningen van de wetenschappers zijn verdeeld over zijn activiteiten in de trápeza. De Megísti Lavra-archieven vermelden nog dat hij in 1536 een káthisma voor hemzelf en zijn zoons verwierf en dat hij in 1540 een stuk land kocht. Dat hij midden jaren veertig in het Stavronikítaklooster werkte weten we uit de kloosterverslagen van die tijd. Zijn zoon Symeón wordt daarin als zijn assistent vermeld. Uiteindelijk keerde hij toch vlak voor zijn dood (1559) naar zijn geboortegrond, naar Kreta, terug. De Venetiaanse archieven vermelden dat hij zijn zoons een aanzienlijk vermogen naliet.
Mijn toeristengids van Metéora vat het leven van Theofánis kort en bondig zo samen: Hij trouwde en werd vader van twee kinderen, maar later volgde hij zijn diep religieuze gevoelens en koos voor het kloosterleven. Zijn zoons leerden van hem de kunst van het schilderen van heiligen en zetten later het werk van hun vader voort.
De oudste bekende muurschilderingen van Theofánis zijn te vinden in het Metéoraklooster Agios Nikólaos Anapafsás. Die van het katholikon dateren volgens het opschrift boven de ingang van de kerk uit 1527: (…) in de maand oktober op de twaalfde dag, geschilderd door Theofánis de Kretenzer Strelítzas Bathas. In mijn gids staat daarover te lezen: Daarna ging hij de berg Athos op om daar permanent te blijven, en hij schilderde daar de kloosterkerken Megísti Lávra en Stavronikíta.
Het verhaal over de muurschilderingen in de kloosterkerken lijkt wel duidelijk. In de wetenschappelijke wereld bestaat min of meer overeenstemming over de datering en de toewijzing aan Theofánis (en zijn atelier, leerlingen, navolgers). Hierover zal ik een volgende bijdrage schrijven.
Ikonen
Het toewijzen van ikonen aan Theofánis en ze dateren is minder gemakkelijk. Enerzijds komt dat doordat hij zijn werk (natuurlijk) niet of nauwelijks signeerde, anderzijds blijken ook zijn typische stijlkenmerken bij nadere beschouwing toch niet altijd zo eenduidig.
Tot het einde van de jaren zestig van de twintigste eeuw waren er feitelijk geen ikonen van Theofánis bekend. Wetenschappers gingen (en gaan) er echter terecht van uit, dat hij ook ikonen moet hebben geschilderd en dat die alleen nog niet herkend waren. Maar toen de chronologie van zijn muurschilderwerk eenmaal in grote lijnen was vastgesteld, kon men ook proberen zijn ikonen te identificeren en te dateren.
De grote Griekse geleerde Manólis Chatzidákis († 1998) is de eerste geweest die Theofánis ikonen toekende, op stylistische gronden. Hij maakte een vergelijking tussen de muurschilderingen die algemeen aan Theofánis worden toegeschreven en ikonen. Chatzidákis meende dat de ikonen van de ikonostases van de kloosters Stavronikíta en Megísti Lávra, en de grote ikonen van het Protáton, de hoofdkerk op Athos in Kariés, van zijn hand waren. Met dat oordeel verrijkte hij het werk van Theofánis in één keer met ongeveer 45 ikonen.
Wat de tijd en stijl betreft heeft Chatzidákis in hoge mate gelijk: de ikonen kunnen gedateerd worden in de tijd dat Theofánis op Athos verbleef. Maar de vraag is: zijn de ikonen ook daadwerkelijk door Theofánis zelf geschilderd? Kun je dat eigenlijk wel vaststellen?
De baanbrekende publicatie zorgde al direct voor de nodige vragen. Critici wezen, op detailniveau, op verschillen in stijl en ook het vermelde aantal ikonen zou onduidelijk beschreven zijn. Zo hadden sommige ikonen van Theofánis’hand kunnen zijn, maar zouden ze precies die ’theofánische’ kenmerken (heldere kleuren, fijnzinnigheid in het lijnenwerk, levendigheid in de afbeeldingen) missen. Toch suggereren ze Theofánis’nabijheid, daadwerkelijk of als grote inspirator.
Maar de kennis van de wetenschap groeit. In de jaren negentig wees Efthímios Tsigarídas, nu ere-hoogleraar voor christelijke archeologie en kunst aan de Aristoteles Universiteit van Thessaloníki, Theofánis meer ikonen op Athos toe. In de kloosters Ivíron, Pantokrátoros en Grigoríou zijn er volgens hem ikonen uit Theofánis’atelier. De Feestikonen van Ivíron waren te zien op de grote tentoonstelling in 1997 in Thessaloníki, naast die van Stavronikíta.
Tsigarídas is bij mijn weten de eerste die stelselmatig de term ‘Theofánis en zijn atelier’gebruikt. Daarmee bedoelt hij Theofánis’ zonen en leerlingen, zoals bijvoorbeeld Zorzis. Aan hem wees Tsigarídas de eerder genoemde grote ikonen in het Protáton toe, en niet aan Theofánis (1542). Athanásios Paliouras (ere-hoogleraar van de Universiteit van Ioánnina) meende in 2006 echter, dat wel degelijk Theofánis de agiograaf was.
Zo bezien blijft het toeschrijven van ikonen aan één ikoonschilder een zaak van kennis en vertrouwen. De wetenschappelijke opvattingen kunnen uiteenlopen. Op mijn schriftelijke vragen over diverse discussiepunten in Theofánis’ werk en leven antwoordde Tsigarídas dat ‘vóór alles een antwoord op (vragen over) dit onderwerp pas gegeven kan worden na zeer diepgaand onderzoek en dat dat antwoord niet in een paar regels kan worden uitgedrukt’.
Ten slotte
Om terug te komen op ‘mijn’ Moeder Gods Odigítria-ikoon: Theofánis als enige hand lijkt niet honderd procent zeker. Tsigarídas zou zeggen: ‘Theofánis en zijn atelier’. Maar is dat erg? De vraag stellen is hem beantwoorden. Immers, de religieuze waarde van de ikoon verandert er niet door. Die blijft. Altijd.