Omzien in verwondering

Omzien in verwondering

Kees van Veen over de geschiedenis van EIKONIKON

De redactie vond dat ik in het honderdste nummer (juni 2008) maar eens mijn drijfveren moest uitschudden. ‘Hij is nu nog onder ons’, werd er hilarisch geroepen bij een feestelijk etentje in een Belgisch restaurant in Amsterdam. Nou, vooruit dan maar. Maar voor de plaatjes moet u toch echt in het blad kijken…

Hoe gaat zoiets, hoe is EIKONIKON ontstaan? Het is waar, ik ben er mee begonnen. En drijfveren zijn me inderdaad niet vreemd. Ik blijf graag bezig en doe liefst veel tegelijk. Stil zitten is er met moeite bij en tot op de dag vandaag worden me adviezen gegeven om in stilte te bestuderen wat ècht belangrijk voor me is. Ik zal me maar weer op Tai Chi gooien. Dat is bewegen en mediteren ineen. Maar een blad, een stichting, die kunnen alleen maar groeien. Het zijn stukjes die samenvallen, inbreng van mensen die samen iets doen. Daarom is de geschiedenis van EIKONIKON er ook een van namen. Mensen die allemaal wat hebben aangedragen. Misschien wel met goedkeuring op hoog niveau, alhoewel je daar voorzichtig mee moet zijn. Stel dat je bij de hemelpoort aankomt en Petrus zegt – met vraagtekens in zijn ogen – ‘…. Ikónen…?’ Relativering is dus nooit weg – dat is mijn vaste overtuiging.

Kees dus

Het blad was er dus niet opeens. Het ontstond uit kleine stukjes die op den duur samenvielen. Na een jeugd in een niet- kerkelijk milieu werd ik voor het eerst uitgedaagd om over spiritualiteit na te denken, doordat ik bevriend raakte met een vader van een van de kinderen uit mijn eerste basis-schoolklas. Het was 1971, ik was net afgestudeerd aan de Kweekschool en begon als leerkracht in de Transvaalbuurt in Amsterdam Oost.

Leo

had een opmerkelijk brede visie op geloven. Ik vond hem een inspirerende man, die stond voor wat hij vond en daar op een wijze manier over wist te vertellen. Later bleek hij lid te zijn van de Soefibeweging. Dat gedachtegoed sprak me aan. Tijdens de eredienst werd er gelezen uit de boeken van de grote wereldgodsdiensten en dat leek me een juist antwoord op de problemen die elke godsdienst die zichzelf boven de ander verheft in mijn ogen met zich meebrengt: onderdrukking. De verschillende godsdiensten en religieuze bewegingen leken me jasjes die de kleur hadden aangenomen van hun tijd en context en, àls er iets van waarheid bestaat, dan moet die toch vele gezichten kunnen verdragen. Ik heb me altijd prettig gevoeld bij de gedachte dat niemand de wijsheid in pacht heeft; ik voel me beter thuis bij de ‘zoekers’ dan bij de ‘vinders’. Nog kan het me tegenstaan in mensen als ze de ander dringend van advies voorzien terwijl de eigen levensstijl de toets der kritiek nog niet kan weerstaan. Mensen uit deze sector vinden mij meestal lastig en ik ervaar dat niet altijd als prettig, maar wel als een kleine verdienste.

Dick

Toen de Soefibeweging wat van mij afdreef, ben ik niet verder gaan zoeken naar alternatieven. Ik raakte echter door spanningen op mijn werk uit mijn evenwicht en vriend Dick – hij woonde tegenover ons in de Jordaan – begreep mij en raadde me aan om eens een paar dagen in een klooster door te brengen. Als ‘tegenwicht’ las ik in Abdij De Koningshoeve in Tilburg tussen de paters in de tuin het boek ‘Until you die’, van Bhagwan. Ik was diep onder de indruk en heb me daarna aangesloten bij de Nicolaasgemeenschap in Amsterdam. Daar werd eenzelfde abdijliturgie gevierd en Dick dirigeerde daar de psalmen en niet lang daarna ook mij in het koor. De Nicolaas was in die tijd een zoekende gemeente. Er konden ‘brede‘ teksten gelezen worden en er was oog en oor voor de inbreng van andersdenkenden. Dat lag me wel. De Nicolaas gebruikte ook ikonen. Ik vond ze wel fascine-rend, maar begreep ze niet. Het is toch een heel verschil of je bent opgegroeid met bijbelverhalen of niet, dus herkennen was er voor mij niet bij. Eén van de mensen die regelmatig de Nicolaas bezocht was Ton. Hij gaf les in ikoon- schilderen en leidde een meditatiehuis aan de Herengracht onder het bijbels motto: ‘Dat allen Een zijn’.

Ton

Bij Ton heb ik jaren doorgebracht. Schilderend, mediterend, zingend, lopend, drinkend, huilend en lachend. Indringende cursussen en liturgieën, zittend op tapijt in de kelder van zijn huis, nippend aan Ouzo, wijs- en gezelligheid. Ton wist de betekenis van verschillende stromingen te verenigen in klank, kleur en geur. Toen in de Nicolaaskerk de koster met pensioen ging en ik daarvoor gevraagd werd, vond ik dat ik niet zomaar kon blij-ven doorlopen. Samen met Ton heb ik toen afgesproken dat ik gedoopt zou worden tijdens een ‘bijeenkomst van doop-vernieuwing’ aan het eind van een cursus rond het Jezusgebed.

Hennie

doopte mij. Hennie was indertijd voorganger in de Nicolaas en ik was zo onder de indruk van zijn oprechtheid, liefde voor mensen en vooral zijn eeuwige bescheidenheid en twijfels, dat hij me de enige leek die mij kon dopen. Veel jaren van kosteren in de Nicolaas volgden. Zo nu en dan schilderde ik een ikoon, al dan niet in cursusverband. In die tijd leerde ik ook Thom kennen. Hij leek me een goede hulpkoster en het werd het begin van een lange vriendschap.

Rob

In 1985 verliet ik de Nicolaas. Ik was er uitgekeken en in de kerk woei tegen die tijd een katholieker briesje dan ik voor ogen had. Ik bleef ikonen schilderen en was intussen na lang zoeken ook op het spoor van een andere club gekomen: de schilders rond Rob de Caluwé. Ik leerde er verf mengen, alternatieve ideëen over het schilderen en hoorde ook hier dat het eigenlijk de allerbeste manier van werken was. Dat bleef me bezighouden: op het moment dat zoiets wordt aangehaald begint automatisch iets te knagen bij me.

Mona

Nieuwe zoektochten leverden nog meer adressen op van mensen die schilderden. En dat werd het begin van EIKONIKON. Ik bedacht dat het misschien wel leuk was om een blaadje uit te gaan geven met informatie over het schilderen van ikonen. Op die manier hoefden anderen niet het zelfde wiel uit te vinden en wie weet was het wel mogelijk om de schilders van verschillende groepen voor elkaar te interesseren. Ik had al plezier in het maken van verzorgde projecten voor school, dus leek het maken van een blad me een leuke uitdaging. Mona gaf al een nieuwsbriefje uit voor de kring rond Robert, maar vond het een goed idee om dat groter en breder te maken. Nummer 1 van ons blad -toen nog onder de naam ‘Vera Eikon’- verscheen in 1986. Gefotokopieerd, in drieën gevouwen, postzegeltje er op. Vooral met tekeningetjes, want foto’s ‘liepen meestal dicht’ en werden zwarte vlekken. Met als doel om mensen die zich met ikoonschilderen bezighouden met elkaar in contact te brengen en mensen die zich interesseren voor ikonen van informatie te voorzien. Zeker niet alleen gericht op de techniek van het ikoonschilderen, maar met een veel bredere opzet: de spirituele boodschap van de ikoon moest voorop staan. En dat voor fl 12,50 (€5,67) per jaar. Ik nam me voor dat als er na een jaar geen veertig abonnees waren, ik er niet mee zou doorgaan.

Thom

Al snel werd het een nieuwsbrief in A4-formaat. Het blaadje werd eerst in drieën, later in tweeën gevouwen en stond vol met plaatjes, schetsen, tips en beschrijvingen. Na een paar nummers bleken al meer dan 100 mensen geïnteresseerd in het blaadje en dat aantal bleef groeien. Na vijf nummers werd besloten om verder te gaan met een nieuwe naam: EIKONIKON. Zoals een Lexikon een boekje is over woorden, werd EIKONIKON een ‘boekje over ikonen’. Thom sloot zich ook aan als redactielid. Hij gaf op zijn eigen manier gezicht aan ikonen door ze te verbinden met geuren, kleuren en klanken en ervaringen. In nummer 15 verscheen voor het eerst een kleurenfoto, die met de hand werd ingeplakt. We bedachten leuke dingen samen. Grapjes om het kerstnummer op te sieren bijvoorbeeld. We kleurden koepeltjes met goud, of verstuurden zakjes met rozenolie die zo sterk roken dat alle post naar rozen geurde. Ik herinner me de opmerking van Zr. Catharina in Maarssen dat ze de EIKONIKON maar boven op de kast had gemikt, maar dat toen de lucht nog niet haar kamer uit was.

Mariska

Thom en ik begonnen ook een cursus ikoonschilderen in het Dominicanenklooster in Huissen. Daar hebben we vele honderden mensen indringende weekenden bezorgd. We schilderden in stilte en combineerden yoga en meditatie met ikoonschilderen. Wat hebben we daar veel meegemaakt in die vijftien jaar dat dat duurde. Tijdens de cursussen botsten we ook steeds weer tegen nieuwe onderwerpen voor artikelen op: de bol die de engel in zijn hand heeft, de muts die Joodse mensen op ikonen droegen, de waterkan van Maria Magdalena, de wonderlijke verhoudingen en afmetingen van alles dat werd afgebeeld. In het klooster organi-seerden we ook ikonendagen voor de abonnees van ons blad. Workshops, een grote lunchtent in de tuin en een Byzantijnse dienst toe, prachtig. Mariska steunde me daarbij, gaf advies en aandacht en nam op de koop toe dat ik vele weekenden weg was of druk in de weer met verfstoffen, tekeningen, telefoontjes of gedachten.

Herman en Laurent

wilden de penningen van EIKONIKON wel beheren. Herman voor Nederland, Laurent voor België. Het zijn mannen die al 100 nummers in de schaduw staan. Ze hebben al die jaren vrijwillig vele uren gegeven om bij te houden waar het geld binnenkwam en waar het naar toe moest. Dat laatste is overigens altijd snel te verklaren geweest: al ons geld ging, én gaat, naar het blad. Of zo om de vijf jaar naar een etentje. We hebben ons honderdste nummer gevierd met uw abonnementsgeld ja. Dank u, het was echt gezellig en heel lekker!

Anton en Pjotr

Ik schilderde ikonen, maar zocht naar de techniek. Ik zag dat hij bestond en vond hem uiteindelijk nadat ik kennis maakte met Anton. Hij verbond de oude schildertechniek met zijn grafische kennis en in één dag vielen de muntjes. Dit was de manier waarop ik wilde werken. Ik schilderde een grote Christusikoon, zette hem maanden later in de was en toen bleek dat er kleurstoffen in zaten die een verbinding aangingen met de verf. Die werd melkwit en ondoorzichtig. Dat werd de aanleiding dat ik een racefiets kocht om mijn ergernis te verwerken. Maar de grond van de schilderweg die ik wilde volgen was gelegd. Ik heb daarna regelmatig ge-schilderd, soms thuis, vaak tijdens de ikooncursussen. Maakte met ikonen bijzondere dingen mee. Afbeeldingen die niet op de plank willen omdat er dan wel van alles mis gaat, en andersom. Dat is het mooie van dit werk: als je durft stil te staan bij wat je doet, zie, hoor en voel je soms meer dingen dan daarvoor. Anton was overigens priester in de orthodoxe kerk. Ik heb er verschillende keren vertoefd en voelde me er prettig. Toch heb ik me nooit aangesloten aan een andere club. Ik voelde me verwant met Pjotr, die in zijn boekjes schreef over de ervaringen die hij had met ikonen en de orthodoxe liturgie. Hij bleef altijd bij de ingang staan, want dan kon hij ‘er in en er weer uit’.

Joop

In 1992 werd EIKONIKON een stichting. Er waren toen zo’n 500 abonnees. Ter gelegenheid van het tienjarig jubileum wilden we iets bijzonders doen en bedachten we dat veel mensen het fijn zouden vinden om in het bezit te komen van een reiscassette. We maakten 120 koperen dip- en triptieken die door abonnees werden afgeschilderd. Het koper werd door Jan gesneden in Diemen, de plankjes werden gemaakt door Herman in Venhuizen en Joop en ik waren wekenlang in de weer om scharnieren te solderen van stukjes koperpijp en metaaldraad. De uiteindelijke resultaten werden geëxposeerd in Ons’ Lieve Heer op Solder in Amsterdam.

Nogmaals Rob

Er was een Roebljevdag in Utrecht, we reden met abonnees in een bus naar België om daar naar een expositie te gaan en borsjt te eten. Een expositie van ‘lakdozen’ gaf de mogelijkheid aan een aantal abonnees workshops te volgen bij de Russische schilders in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Iedereen ging met oefenbladen, een handgemaakte penseel en indrukwekkende ervaringen naar huis. Vanaf blad 47 krijgt de stichting een nieuw en vriendelijker logo van een pilaarheilige. Rob de Caluwé tekende daarvoor. Hij heeft ons altijd van advies voorzien en we mochten van hem verschillende uitgaven publiceren. Dat leidde er toe dat we ons eigen Lexikon EIKONIKON hebben. Jarenlang is er –aanvankelijk nog zonder computer- geknipt en geplakt aan het overzichtsboek van Rob. Later is het ingescand en nu staat het op onze website.

Nogmaals Thom

In 1996 kwam het project waarvan ik altijd heb gevonden dat het alles uitdrukte wat ik te zeggen had: de tentoonstelling ‘Hemelsrood’ in het 13e eeuwse klooster in Ter Apel. Als markeringspunt van het tiende jaar van het bestaan van EIKONIKON wordt het hele kloostercomplex omgebouwd, met een informatief en meditatief deel, waarbij ikonen in een andere spirituele achtergrond komen te staan. ‘Heilige krijgt een pak yoghurt’ kopte het Algemeen Dagblad in augustus 1996. Inderdaad liegen de reacties in het gastenboek er niet om: deze expositie maakt heel wat emoties los. Mensen zijn diep onder de indruk van opstellingen als het ‘pad door de Jordaan’ (300 schalen water op een zandbed in de kelder) of de Paaskamer (witte lakens over het meubilair…). Velen maken gebruik van verschillende arrangementen om het verre Ter Apel te bezoeken: ze overnachten in De Ark of reizen met de EIKONIKONbus naar Ter Apel en bezoeken daarna de Chinese tuin in de Hortus van Haren. Er komen 10.000 bezoekers.

Ton

In 1997 overleggen we of de incidente coverpagina niet wat vaker in kleur kan. Het blad wordt dan duurder, maar het staat zo mooi. Halverwege dat jaar gaan we ertoe over om het blad digitaal aan te leveren. Dat gebeurt al sinds het begin bij Ton van Sprint Print in Hoorn. Als we later proberen het blad in offset te laten drukken en daardoor ook meer kleur binnenin mogelijk te maken, biedt Ton aan om het blad financieel te adopteren. Sprint Print zorgt er al vele jaren voor dat het blad er piekfijn uitziet, maar steunt ons ook in de kosten. Laten we daar maar eens goed bij stil staan. We hebben altijd gevonden dat het geld en ikonen elkaar bijten. Het blad moest dus ook bereikbaar blijven voor mensen met een smalle beurs. Dankzij giften van abonnees en de mede-werking van onze drukker hebben we intussen een kleurrijk en professioneel blad.

Bouke, Fons, Wim, Otto, Ricky, Hans, Frederik, Joost en Bouke

In 1998 gaat een nieuwe website de lucht in. Zoon Bouke tekende voor de opmaak en bouw ervan en nu, op de kop af tien jaar later, is die website nog even fraai als effectief. Dagelijks nemen zo’n veertig of meer mensen er een kijkje. In 2001 vormt zich een nieuwe redactie: Fons, Wim en Otto sluiten zich aan. Fons en Otto schrijven, Wim ontwikkelt zich in de loop der jaren daarnaast tot het ‘geweten’ van de club, de man die voor de correctie tekent, maar ook aan de bel trekt als zaken te lang duren. Ricky tekent al sinds 2000 voor de rubriek ‘Ter-wijl’ en bindt een grote groep lezers aan zich door meditatief in te gaan op verschillende ikonen. En er volgen nog anderen. Hans biedt aan om zijn levens- en reiservaringen in het blad te zetten en zijn column gaat ‘De Jaren’ heten. Frederik start een nieuwe boekenrubriek en Joost zorgt voor indrukwekkende foto’s en verhalen uit het Ikonenmuseum in Kampen.

Anoniem

Het blad is uitgegroeid tot een prachtig magazine. Als je de 100 nummers terugbladert ontstaat er -ik moet het eerlijk toegeven- een gevoel van trots. “Maar nu volhouden,” lachte Ton me destijds toe. En dat doen we al voor het 23e jaar. Onze nieuwsbrief werd van een in drieën gevouwen stenciltje tot een in offset uitgegeven blad. Het grappige is dat de herdrukjes van de oudste nummers er in de loop der jaren mooier uitzagen dan de originelen, omdat in de tussentijd de techniek zo verbeterd is. We hebben het in kleur uitbrengen een tijd tegengehouden. Niet omdat het niet mooi is, maar omdat je daarmee de status van het blad verhoogt en het van een nieuwsbrief tot een magazine maakt. En dat moet je inhoudelijk kunnen waarmaken. Gelukkig dragen we het blad nu met een grotere groep, al mag gezegd dat uitbreiding nog steeds wenselijk is. Nummer 200 gaan we met deze club niet meer halen, maar wie weet bestaat het redactieteam dan uit nu nog onbekende mensen. U weet ons te vinden?

Kees

Schilderen is er de laatste jaren bij ingeschoten. Maar het heeft een warm plekje gehouden en wie weet neem ik het op een dag weer op. Het maken van bladen is mijn werkterrein geworden. Ik sta al heel lang niet meer voor de klas en maak nu voor vier Amsterdamse stadsdelen personeelsbladen voor basisscholen. Ik interview, schrijf, fotografeer, maak op, doe de drukwerkbegeleiding, verzorg de verzending en begin opnieuw. Op een motor of een fiets ‘hop’ ik van school naar school en bevraag mensen naar wat ze drijft en bezig houdt. Zingen gebeurt niet meer in de Nicolaas maar in de Westerkerk: de psalmen van toen zijn nu Bachcantates geworden. Ik ben na wat omzwervingen weer in Amsterdam terug gekomen, in het hartje van de stad – opnieuw naast de Nicolaas. Soms lijkt in je leven een soort accolade te ontstaan, die oude markante punten in een nieuw licht zet. Eergisteren bleek de nieuwe bakker -hier op de Zeedijk- zijn meel te ontvangen van de grote fabriek in Avenhorn waar ik twintig jaar gewoond heb. Ik bedoel maar. En nu kan ik, net als in de jaren zeventig, vanuit de zolderkamer genieten van het klokkenspel van de Oude Kerk. Terugkijkend vraag je je af of je wat geleerd hebt in die tijd. Soms denk ik dat ik wat milder ben geworden, maar even later is dat weer over. Het is wel zo dat mijn opponent in de Nicolaas van toen, penningmeester Gerard, nu een zeer gewaardeerde penningmeester/vriend is in het koor van de Wester. Er is nog hoop, zullen we dus maar zeggen. Wat gebleven is, is mijn interesse in vreemde snuiters, van pilaar- tot boomheiligen zullen we maar zeggen. Het is vooral mijn verwondering en respekt voor mensen die een ideaal uitdragen – vaak tegen de stroom in. Figuren die in televisieprogramma’s als ‘ Vreemde vogels’ geportretteerd werden. Mensen die net even wat anders willen neerzetten in het leven.

Nicolaas

Nicolaas en ik hebben kennelijk wel wat met elkaar. Uit Rusland komt de uitspraak dat ‘als Christus er niet was’, er ‘altijd nog Nicolaas zou zijn’. Ik vind dat wel een prettige gedachte. Nicolaas werd toch vooral bekend als een mens met liefde voor de ploeteraars op aarde. Verhalen over veroordeelden, tot leven gebrachte kinderen of studenten en een niet aflatende aandacht voor huwbare meisjes. Alleen zijn de drie zakjes goud voor mij nooit echt bereikbaar geworden, maar Nicolaas schonk ze toch ook maar weg, dus ik berust daar maar in. Mochten er mensen in de kring van abonnees opstaan om daar toch verandering in te willen brengen, dan gaan we voor nummer 101 gewoon over op alle pagina’s in kleur in plaats van de helft.

150