Hans van Os
Nabij Moskou bevinden zich vier dorpen die – het een wat eerder dan het ander – reeds rond de zeventiende eeuw belangrijke centra van ikoonschilderkunst waren. Na de revolutie van 1917 konden de schilders geen droog brood meer eten en dat lag niet alleen aan de door Stalin geregisseerde hongersnood. Met enthousiasme werd een nieuw ambacht ter hand genomen waarbij de technieken van het schilderen, de materialen en de penseelvoering de schilders al snel een hoogwaardig produkt leverenden.
In een van de vier dorpen, Fedoskino, was het beschilderen van papiermachédoosjes al veel langer bekend. In het Westen vonden ze nauwelijks verzamelaars, maar dat veranderde toen de produktie en de variëteit aan thema’s explosief toenam. En hoewel, sinds de ineenstorting van het communisme, is het schilderen van ikonen weer was toegestaan, wordt er in die vier dorpen (en sinds een vijftal jaren ook ver daarbuiten) vrijwel alleen nog maar aan de fraaiste lakdozen gewerkt. We noemen het kwartet: Palech (de bekendste), Fedoskino (de oudste), Mstera en Kholui.
De doosjes – sommige zijn wel zo groot als een stoof – zijn doorgaans niet goedkoop. Voor een exemplaar ter grootte van een pakjes sigaretten betaal je toch al gauw enkele honderden euro’s, uiteraard afhankelijk van de kwaliteit van de schilder. Vaak zie je, vooral op de dozen uit Palech, Russische sprookjes en heldendichten afgebeeld, zoals de Vuurvogel, het Sneeuwmeisje en Iwan en de grijze wolf. De laatste jaren worden er ook Mucha’s, Klints en historische figuren (Nicolaas!) geschilderd. En tot mijn grote verrassing en vreugde ook ikonen. Veel Nicolazen, Jorissen en Moeder Godsikonen.
Nu maar eens even iets over de produktie ervan. De doos zelf mag een voorbeeld heten van uitzonderlijke papiermachétechniek die de Russische lakkunstenaars zich eigen maakten. De papierpap wordt gemengd met speciale oliën, eiwitten en verhardingsingrediënten.
De doos wordt met de hand gevormd en in vijf stages tot wel zeshonderd graden verhit, een proces dat wel zo’n een à twee maanden in beslag neemt. Het resultaat: een nagenoeg onverwoestbare beelddrager, die zelfs na enkele eeuwen nog nauwkeurig sluit. Hout wordt niet gebruikt, omdat hout na jaren kan gaan vervormen en de lak en de beschildering kan beschadigen.
De oudste miniatuurschool, die van Fedoskino, specialiseert zich ondermeer in het kopiëren van beroemde Russische schilders als Kramskoi en Serov. Alle scholen gebruiken een enkele katten- of marterhaar voor het aanbrengen van de fijnere details. Ook de kleurentechnieken onderscheiden zich, maar elke school gebruikt een receptuur van uitsluitend natuurlijke kleuren zoals bekend van de ikoonschilder. Fedoskino is er, als enige, in geslaagd ivoorpoeder in zijn verven te brengen, waardoor een bijzonder lichteffekt ontstaat. Vaak ook worden stukjes parelmoer gebruikt om
eenzelfde resultaat te bereiken.
Nadat de miniatuurschilder de voorstelling heeft aangebracht, komen – na het droogproces – de lakmeesters aan de beurt. Er worden twee tot vier lagen lak opgebracht. Het aflakken vindt plaats in absoluut stofvrije ruimten, bijvoorbeeld op meren of in ondergrondse gewelven.
Dezelfde argwanende koper die informeert ‘of het wel een echte ikoon is’ zal bij het kopen van een lakdoos vragen of hij ‘wel een echte Palech in handen heeft’. Met laserstralen en plakplaatjes is er de laatste jaren veel troep in de handel gekomen.
Op een cruise die ik onlangs maakte, werden er lakdozen aan de man gebracht waarvoor vijf dollar werd gevraagd. Geen papiermaché, maar ordinair houten ‘made in China’. Nee, dan maar even verder sparen. Neem, als u op verkenning gaat, altijd een sterke loep mee, waarmee een diepdrukplaatje al snel door de mand valt.