Fons Litjens
Op een zonnige ochtend in augustus bezoek ik samen met een groep parochianen en gemeenteleden uit Amsterdam-Buitenveldert de nieuwe ziekenhuiskapel van het Onze Lieve vrouwe Gasthuis aan het Oosterpark in Amsterdam. Ik weet niet wat ik zie als door de ramen van de hal van het ziekenhuis de kapel zie staan.
Ik waan me heel even op het Franse of Italiaanse platteland. In de tuin staat een puur Romaans bakstenen kerkje. En dat in een stad, die toch te jong is voor Romaanse bouwwerken. Even vraag ik me af of dit geen anachronisme is. Wat bezielde de initiatiefnemers? Waarom deze stijl? En dat in de huidige tijd? Vragen te over dus voor pastor Simon Evers, een van de geestelijk verzorgers, die ons in het gebouw rondleidt.
De kapel
In 1986 werd het besluit genomen om het laatste ziekenhuis in de binnenstad van Amsterdam te handhaven, maar de bijna honderd jaar oude gebouwen moesten vervangen worden door nieuwbouw. Dat betekende ook de sloop van de kapel die aan het eind van de 19e eeuw gebouwd werd voor de zusters Onder de Bogen uit Maastricht, die de verpleging in het katholieke ziekenhuis op zich hadden genomen. Wat moest daarvoor in de plaats komen? Was een kapel wel noodzakelijk in een ziekenhuis? Ton Kassing, toen lid van de Raad van Bestuur, had een schrikbeeld voor ogen: een multifunctionele aula in de slechtste en lelijkste zin van het woord. ´Het besef drong steeds meer door dat de vormentaal van de nieuwe aula zeer belangrijk zou gaan worden. Gezocht werd naar een vorm die uit zichzelf zou uitnodigen tot een gevoel van ‘hier mag ik even zijn, hier ben ik welkom om te vieren, stil te zijn, verdrietig te zijn, tot mezelf te komen’. Juist in deze hectische omgeving moet er een ruimte zijn waar je even alles los kunt laten.´ Bovendien wilde het van oorsprong katholieke ziekenhuis zijn wortels niet loslaten. De kapel moest een uitdrukking zijn van de overtuiging dat een ziekenhuis als primair doel heeft de zorg aan zieke mensen, met uitdrukkelijke aandacht voor héél de mens. De ruimte moest een huis voor stilte en gebed worden, maar ook een plaats voor cultuur en muziek, omdat ook daarin wordt uitgedrukt wat in mensen leeft.
Voor de nieuwe aula werd in eerste instantie gezocht naar een uiterst moderne vormgeving. Maar dat beviel niet en de kosten werden te hoog. Uiteindelijk werd door de architect, Bas Molenaar, inspiratie gezocht bij de kerkelijke bouwstijl van de 11e en 12e eeuw. Deze Romaanse kerken worden gekenmerkt door een grote eenvoud, die ook deze kapel is terug te vinden. Voor pastor Evers, onze gids, is juist deze bouwstijl geschikt om mensen van verschillende christelijke tradities zich thuis te laten voelen, omdat zij stamt uit een tijd, dat er nog geen sprake was van de grote scheidingen tussen oost en west en tussen katholiek en protestant.
De ruimte
Wie de kapel binnengaat raakt onmiddellijk onder de indruk van de sfeer die van deze prachtige lichte ruimte uitgaat. Je herkent direct de simpele vorm van een basilica: een hoog middenschip, door een zuilengalerij van de zijbeuken gescheiden. Het witte licht komt binnen door de hoge ramen die corresponderen met de ronde bogen van de zuilengalerij. Beide zuilenrijen leiden het oog richting het oosten, waar in de absis het altaar staat.
Achter de deur kom je na twee stappen voor een labyrint te staan, dat in de stenen vloer is uitgebeiteld, gemaakt naar het voorbeeld van de doolhof in de San Vitalekerk in Ravenna. Het is in de kapelvloer aangebracht als symbool van de menselijke levensweg, die vooral voor mensen die geconfronteerd worden met een ernstige ziekte soms een zoektocht wordt, een zoektocht naar de kern van het bestaan.
Richting altaar lopend passeren we een koperen lezenaar waarop de bijbel ligt opengeslagen. Dit is het boek waaruit christenen van alle tradities hun inspiratie putten.
Verder naar het oosten lopend komen we bij de halfronde absis, waarin een vierkant stenen altaar staat voor de viering van de eucharistie. In de ronding van de absis een stenen bank, waar de voorgangers plaats kunnen nemen. Altaar en koorbank zijn gemaakt naar het voorbeeld van de Latijnse kerk van de Abdij van het Heilig Kruis in Chevetogne (B). In de absis slechts één raam, waardoor het licht van de opgaande zon in de ochtend naar binnenvalt.
De kerkruimte heeft een zeer heldere structuur en zou zeer geschikt zijn om aan de hand van de verschillende elementen aan kinderen of buitenstaanders uit te leggen waarvoor een kerkgebouw eigenlijk dient. Het interieur is bovendien zeer sober gehouden. De muren zijn volledig wit en dat was zeker niet het geval in de Romaanse kerken, die in hun tijd van ontstaan volledig beschilderd waren met bijbelse verhalen en heiligen-levens. Juist daardoor vallen wel de drie ikonen op, die in de kapel een plaats hebben gekregen.
Waarom ikonen in deze ziekenhuiskapel?
Pastor Evers noemt opnieuw de naam van Ton Kassing, die contact had met Ricus Dullaert, ikonenhandelaar en tot 2001 pastor van het drugspastoraat in Amsterdam. Kassing was van mening dat de sobere kerk om duidelijke aandachtspunten vroeg. Zijn voorkeur ging uit naar de ikoon, omdat deze behoort tot de traditie van het nog niet verdeelde christendom. Katholieken, protestanten en ook menig niet-kerkelijke blijken zich aangetrokken te voelen tot ikonen, die feitelijk alleen nog in de orthodoxe kerken bewaard zijn gebleven.
Waarom deze drie ikonen? Volgens pastor Evers is dat toeval. In mijn ogen vormen deze drie ikonen van het zuiden naar het noorden toe een verhaallijn over het leven van Christus en zijn betekenis voor ons.
De ikoon van de Wegwijzende
Aan het eind van de rechterzijbeuk, aan de zuidzijde van de kerk hangt een ikoon van de Moeder Gods, een laat 18e-eeuwse Tichvinskaja (foto rechtsonder). Het is een variant op de oudste en meest vereerde Moeder Godsikoon, de Hodigitria, de Wegwijzende. De Moeder Gods wijst met haar rechterhand naar het Christuskind, dat zij op haar linkerarm draagt. Christus laat ons de zool zien van zijn blote rechtervoet, een teken van zijn nederigheid. Je zou deze ikoon ook een beeld van de menswording kunnen noemen.
De legende vertelt dat de oorspronkelijke Tichvinskaja in het jaar 1383 in Rusland door vissers uit het Ladogameer werd opgevist. De ikoon werd in een nabijgelegen klooster geplaatst. Toen het klooster in vlam-men opging bleef de ikoon als door een wonder gespaard. In 1617 hielp de ikoon volgens de overlevering de Russen aan hun overwinning op de Zweden. Sindsdien wordt ze in Rusland innig vereerd.
Katholieke mensen zoeken bij voorkeur een beeltenis van Maria op om een kaarsje te branden. Als uitdrukking van dankbaarheid, als roep om bijstand of ter nagedachtenis aan een overledene. Vanuit het middenschip gezien is deze plek enigszins beschut en daardoor heel geschikt voor persoonlijke devotie. Patiënten of familieleden, die door wat hun is overkomen in een doolhof geraakt zijn, kunnen hier bij de Wegwijzende hun nood klagen en bidden om kracht en troost. Zij wijst met haar rechterhand naar haar kind.
De ikoon van Christus
Wanneer we de zijbeuk verlaten en naar het noorden lopen passeren we rechts van de absis een Christus-icoon. Het is een Mandylion-ikoon, die werd geschilderd door pater Marc Du Four, een benedictijn van de Sint Andriesabdij in Brugge. We zien op een doek het gezicht van Christus met lange lokken en een in het midden gescheiden baard. De voorstelling gaat terug op de legende van koning Abgar van Edessa, die omdat hij aan melaatsheid leed een afgezant naar Christus zou hebben gezonden om genezing te vragen. Christus waste zijn gelaat en droogde het af met een doek (mandylion), waarop een afdruk van zijn gelaat achterbleef. Hij gaf de doek aan de afgezant mee. Koning Abgar genas toen hij de doek in zijn handen hield. De doek werd het kostbaarste bezit van Edessa. In 944 werd hij overgebracht naar Constantinopel. In 1204 werd de doek door kruisvaarders geroofd en naar het westen gebracht, waar hij is verdwenen. Deze ikoon, waarvan de traditie zegt dat zij niet door mensenhanden is gemaakt, is voor vele gelovigen uit de oosterse kerken het ware portret van Christus. Kennis nemend van de legende van de zieke en genezen koning Abgar, zou je deze ikoon ook een beeld van Christus, de Therapeut oftewel de Geneesheer kunnen noemen. In de eerste eeuwen van het christendom was dit de titel, die zeer tot de gelovige verbeelding sprak. Ik vind deze ikoon daarom zeer op zijn plaats in deze ziekenhuiskapel en het kan geen toeval zijn dat dit beeld een geschenk is van het personeel van het ziekenhuis.
Boven de ikoon bevindt zich de altijd brandende godslamp, die verwijst naar het taber-nakel, dat zich achter de Christus-ikoon bevindt. Op deze plaats wordt het geconsacreerde brood bewaard, dat bestemd is voor zieken en stervenden, maar ook uitgereikt wordt tijdens woord- en communievieringen onder leiding van een pastoraal werker. In de vroege kerk werd dit brood ´medicijn – in het grieks ´farmakon´ – tegen de dood´ genoemd. En daarmee ligt er weer een verband met de ikoon van de Therapeut aan de voorzijde.
Tabernakel en ikoon verbinden twee tradities met elkaar. De westerse katholieke traditie om de aanwezigheid van Christus te beleven in het bewaarde brood van de eucharistie. En de oosterse traditie om de presentie van Christus te ervaren in zijn gelaat, dat ons vanaf de ikoon aankijkt.
De Anastasisikoon
Verder lopend naar het noorden belanden we in een kapelletje in de linkerzijbeuk. Ook daar hangt weer een Russische ikoon. Het is een mooie opstandings- of verrijzenisikoon uit de 17e eeuw, die bij gelegenheid van de bouw van de kapel aan het ziekenhuis geschonken werd door Ricus Dullaert. De ikoon biedt een zeer uitgebreide voorstelling van de nederdaling ter helle. Gehuld in een rode mandorla neemt Christus Adam bij de linkerpols. Achter Adam staan Johannes de Doper en de koningen David en Salomo. Aan de andere kant Eva en achter haar vele andere rechtvaardigen. In de duistere onder-
wereld wordt satan door de engelen geboeid. Rechtsonder is de westerse invloed op de ikoon zichtbaar. We zien Christus uit zijn graf opstaan. Onder zijn voeten worden de soldaten, die duidelijk Mongoolse trekken hebben, verblind door het licht van de opstanding.
Pastor Evers vertelde, dat men geworsteld heeft met de vraag waar deze grote Paasikoon een plaats moest krijgen. Men kwam op het idee om de ikoon te verbinden met doopvont en paaskaars. Samen maakten zij deze ruimte tot een verrijzeniskapel. De paaskaars staat op een kandelaar, die gemaakt is van dezelfde zandsteen als het altaar en de koorbank. Op de kandelaar wordt het motief van de pelikaan, die zichzelf in de borst pikt om haar jongen met haar eigen bloed te voeden, negen maal herhaald. Dit beeld symboliseert de dood van Christus, die zich gegeven heeft ten bate van de mensen. Op deze kandelaar staat de paaskaars, die in de katholieke en ook steeds meer de protestantse traditie het symbool bij uitstek van de opstanding is. Achter de paaskaars staat een zandstenen doopvont. Het is juist in de paasnacht dat paaskaars en doopwater gewijd worden. Op de achtergrond hangt dan de Anastasis-ikoon, die juist weer in de orthodoxe traditie een verbeelding is van het geheim van de opstanding. Het is in deze ruimte, dat kinderen of volwassenen gedoopt worden. In de muur tussen deze kapel en de absis bevindt zich een nis, waarin de olie voor de ziekenzalving wordt bewaard. Met recht wordt dit geheel de verrijzeniskapel genoemd, omdat hier in beeld en symbolen de kern van het christelijk geloof zichtbaar wordt gemaakt, het geloof in de opstanding uit ziekte, verdriet en dood.
Als bezoeker van deze ziekenhuiskapel kun je vanaf het moment van binnenkomen een weg afleggen van de doolhof in de vloer, langs de standaard met het boek, naar de ikoon van de menswording, dan langs de ikoon van Christus de Therapeut met daarachter het tabernakel, langs de tafel van de eucharistie, langs de bewaarplaats van de gewijde olie om tenslotte te eindigen bij de ikoon van de opstanding. Pastor Evers bevestigt mijn indruk dat de ikoon van de Moeder Gods het meest populair is onder de bezoekers, die er een kaarsje branden of bloemen neerleggen. De Anastasis-ikoon is voor de doorsnee-bezoeker nogal onbekend en ontoegankelijk.
Ikoon van Nicolaas en Sergius
Wanneer we de kapel weer verlaten staat er koffie voor ons klaar in de voorruimte, die ge-bouwd is als een soort van narthex. Daar is alle gelegenheid voor ontmoeting en gesprek. Via een glazen gang staat deze voorruimte weer in verbinding met het personeelsrestaurant en de Lichtstraat, de grote openbare ruimte van het ziekenhuis.
Op de voorruimte komen ook de deuren uit van de werkruimtes en de spreekkamer van de drie geestelijke verzorgers (een priester, een pastoraal werker en een predikant). Simon Evers laat mij tot slot nog een vierde ikoon zien: een grote donkere 19e eeuwse ikoon van twee populaire Russische heiligen: de heilige Nicolaas en de eerbiedwaardige Sergius, de wonderdoener van Radonjez. Deze ikoon werd door de Stichting Medisch Centrum Haaglanden uit Den Haag voor onbepaalde tijd aan de O.L.Vrouwe Kapel in bruikleen gegeven. Zij zal opgehangen worden bij de ingang van de kapel. Nicolaas is immers de patroonheilige van de stad Amsterdam.
Op de terugweg naar huis weet ik niet meer of je deze kapel een anachronisme mag noe-men. De Romaanse oervorm blijkt heel sterk te zijn, helder en sober en juist daardoor ook tijdloos. Zou dit met een zeer moderne vormgeving ook mogelijk zijn geweest?
Informatie en foto´s (van Roy Tjin) zijn afkomstig uit: ´Huis van Stilte. Een rondleiding door de Onze Lieve Vrouw Kapel.´ Deze mooie brochure, inclusief CD met opnames van het Flentrop orgel, bespeeld door Jos van der Kooy, is voor 17,50 euro (exclus. verzendkosten) te bestellen bij dhr. M.S. van Bergen van Stichting Onze Lieve Vrouwe Kapel (tel. 020-5992310 of m.s.vanbergen@olvg.nl).