Ikonen borduren toen en nu
Henk Roos
Uit het ochtendgloren van de geschiedenis van de borduurkunst is niet zoveel bekend.
Het borduurwerk op kerkelijke gewaden werd meestal door nonnen verricht. Men beschouwde het borduren in de kloosters als een aanvaardbare bezigheid, zolang het maar gewijd was aan waardige doeleinden en het niet afleidde van de aanbidding.
De zevende-eeuwse abdis van Bourges Eustadiola was ervan overtuigd dat ledigheid de oorzaak van alle kwaad was. Daarom was zij erop gebrand om zichzelf en haar nonnen een bezigheid te verschaffen door de vervaardiging van gewaden en kleden voor hun kerk.
In 747 deed men echter een poging om een halt toe te roepen aan de tendens om in kloosters vele uren aan naaldwerk te besteden. Een synode, gehouden in Clovesho, adviseerde dat men in plaats daarvan meer aandacht moest besteden aan lezen en zingen.
Toch bleef het borduurwerk zeer gewild en zo bleef men de ‘afleiding’ tolereren.
In Byzantium werd het borduurwerk uitgevoerd aan het hof in de besloten keizerlijke werkplaatsen.
Vandaag de dag kunnen we ons nauwelijks de rijkdom voorstellen van het daar vervaardigde borduurwerk. Bij feestelijke gelegenheden werden de enorme geborduurde kleden aan de gevels van openbare gebouwen gehangen en zo droegen de schittering van purperen zijden en gouden en zilveren draden bij aan het Byzantijnse ceremonieel. De Byzantijnse borduursels die ons nog resten dateren meestal uit de periode van de Paleologen (13e –15e eeuw). De Byzantijnse borduurmeesterwerken konden zich wat betreft compositie, helderheid van lijn en harmonie van kleur meten met de schilderkunst.
Schilders met de naald
De virtuozen met goud en zilverdraad, de acu pictores – ‘schilders met de naald’, vonden hun inspiratie in religieuze schilderingen en ikonen. Het waren specialisten in toegepaste kunst: ze decoreerden de paramenten, de textiele producten die in de eredienst werden gebruikt. In de eerste plaats de liturgische gewaden: de sakkos (het goudbrokaten gewaad van de bisschop), de epitrakilion (de stool van de bisschop of priester), de omoforion (brede lange band die de bisschop tijdens de dienst om de schouders draagt), epimanieken (soort manchetten), en de epigonation (ruitvormige stijf gesteven doek die door een bisschop of andere hoge geestelijke gedragen wordt). Daarbij kwam dan nog de decoratie van de aer (een meestal vierkante doek waarmee kelk en pateen bedekt worden tijdens de eucharistieviering), de epitaaf (doek waarop de in het graf liggende Christus is afgebeeld) en de podea (voorhang van een permanent opgestelde ikoon).
Halverwege de vijftiende eeuw vielen de grote centra van de Byzantijnse cultuur in Ottomaanse handen. Daarmee verdween ook de rijke regerende klasse als opdrachtgever voor het goudborduren. Twee eeuwen later, in de z.g. Phanariote periode, kwam er weer een opleving. Eén van de beroemdste borduursters in die tijd is Eusebia, werkzaam in een werkplaats op het eiland Chalki. Deze Eusebia was gespecialiseerd in het hele fijne werk. Ze gebruikte de fijnste materialen, kostbare goud- en zilverdraden, waarvan de schittering nog werd versterkt door het verwer-ken van parels. Daardoor kregen deze kleine pronkstukken een wereldlijke elegantie die contrasteert met de meer sobere Byzantijnse periode. De ikonografie behoudt echter steeds de vastgelegde thema’s.
De hierbij afgebeelde epigonation vervaardigde Eusobia voor Gregorius van Bursa. Later kwam het stuk in het bezit van patriarch Cyril V, die het weer schonk aan de skiti van Hl. Anna op Athos. De voorstelling is traditioneel, maar wel vrij zeldzaam: ‘Christus als Engel van de Grote Wil’ met vleugels aan beide zijden van de halo. Christus wordt omringd door serafijnen en sterren. Hij is gezeten boven de wolken, bij wijze van troon. Zijn rechterhand brengt de zegen, en in zijn linkerhand houdt Hij een open boek met de woorden: ‘Niemand is opgevaren ten hemel dan Hij die uit de hemel afdaalde. ‘Deze beschrijving verwijst naar de kern van de orthodoxe wereldbeschouwing: de afdaling van het Woord uit de hemel naar de aarde (de Incarnatie) en van de aarde naar de hel (de Anastasis), en de glorie van de Hemelvaart. [vgl. Johannes 16,28: ‘Ik ben van de Vader uitgegaan en naar de wereld gekomen. Ik verlaat de wereld weer en ga terug naar de Vader’]. Rechts en links zijn de profeten-koningen David en Salomo afgebeeld. Ze houden allebei een open boekrol vast. David met de tekst ‘Heer een troon is voorbereid in de hemel” en Salomo met de tekst ‘De zielen van de rechtvaardigen zijn in Gods hand’. Het geheel wordt omlijst door bloeiende wijnranken. Bijzonder is dat het kunstwerk is gesigneerd en gedateerd: aan de voeten van Christus is te lezen: ‘werk van Eusebia 1727’
Acu pictores nu
Ook in onze tijd zijn er nog mensen die zich bezighouden met het borduren van ikonen. Twee jaar geleden kwam ik in contact met het echtpaar Nijhuis-Bijtenhoorn. Wat zij mij toen hebben laten zien vond ik toch wel heel bijzonder. Niet in de laatste plaats omdat ze er samen zo’n unieke werkverdeling op na hielden. Genoeg reden voor een interview….
Inmiddels is er heel wat gebeurd. Vorig jaar is de heer Nijhuis overleden. Een moeilijke periode voor mevrouw Nijhuis die er nu alleen voor staat. Toch wil ze de draad weer oppakken. Verder met haar hobby, waar ze al meer dan dertig jaar geleden mee begon.
‘Ik ben begonnen met gewoon kruissteek borduren, al in de tijd dat ik hier in Hilversum nog verpleegster was. Daarvoor koos ik toen allerlei leuke taferelen. Later ging ik patronen van schilderijen gebruiken. Op den duur vond ik de kruissteek is te grof. Wat ik nu doe, ‘één draadje over één draadje’, is echt schilderen met de naald.
Ik ben een jaar of vijftien geleden begonnen met ikonen. Ik vond de patronen in een boekje uit Duitsland. Het werk werd steeds fijner. Op exposities van m’n werk kwamen zelfs mensen (vooral mannen) naar me toe met de opmerking: ‘ja, dat is niet geborduurd, dat is geschilderd!’ En dan zei ik, nee, kom maar mee, u mag hem heel even met uw vinger aanraken. Nou en dan stonden ze helemaal perplex.’
Een hecht borduurteam
U bent destijds begonnen samen met uw man. Hoe lang hebben jullie samen gewerkt?
‘Mijn man is eigenlijk met me samen gaan werken op het moment dat ie klosjes voor me is gaan draaien. Voor die tijd moest ik alle borduurzijde op kaartjes winden en hij vond dat dat wel anders kon. Een jaar of tien geleden is Gerard zelf patronen gaan maken. Zo werden we samen een hecht borduurteam. Gerard maakte ook een standaard voor de patronen en ook nog een naaldenhouder. Hij kreeg er steeds meer plezier in.
’t Is vorig jaar helaas heel triest afgelopen. We zouden in augustus nog een bootreis gaan maken. Maar in plaats van de reis moest Gerard naar het ziekenhuis. Ik had al gezien dat ie de laatste tijd steeds vaker moe was en steeds magerder werd. We kregen te horen dat er al niets meer aan te doen was. Hij is nog drie dagen thuis geweest met die hitte, en hij werd steeds benauwder. Op 21 augustus is hij in ’t ziekenhuis gestorven, 82 jaar.’
Zo kwam er wreed een einde aan een jarenlange samenwerking. Toch kreeg Toos Nijhuis weer de kracht om verder te gaan. Ze vertelt hoe ze destijds begon met haar eerste ikoon. Uit het Duitse boekje koos ze de Moeder Gods van Tichvin.
‘Die heb ik wel zeven keer gemaakt en verkocht. Ik borduur namelijk ook ikonen op bestelling.’ Toos bladert in haar catalogus en laat me verschillende typen zien die ze gemaakt heeft.’
Welke voorstellingen hebben uw persoonlijke voorkeur?
‘M’n eigen favoriet is de Moeder Gods van Kazan. Die vind ik heel mooi. In de orthodoxie krijgen jonggehuwden die vaak mee voor de vruchtbaarheid. Daar heb ik er ook vier van gemaakt.’
Hoe reageren de mensen op uw werk?
‘Heel enthousiast. We hebben in het gemeentehuis van Kruiningen geëxposeerd. De ikonen ingelijst in mooie passende lijsten. Het werk kwam daar goed tot z’n recht. Heel veel bekijks met al die trouwstoeten. We werden opgebeld door een geïnteresseerde meneer, een zilversmid. Hij had er vijf gekocht en hij vroeg me of ik nog meer in voorraad had… De mensen zijn ook erg geïnteresseerd in de achtergrond van de afbeeldingen. Daarom doe ik er altijd een beschrijving van de achtergrond en de betekenis bij.
Op alle patronen zet ik TB (Toos Bijtenhoorn), behalve op de ikonen. Dat vind ik niet passen.
Het borduren is heel arbeidsintensief. ’s Winters doe je meer dan ’s zomers. Ik borduur er gemiddeld drie per jaar. En het is nauwelijks te schatten hoeveel werkuren je erin steekt.’
Hoe ziet u kans om zo ontzettend veel licht/donker nuances en kleurnuances in beeld te krijgen?
‘Ik heb alle vierhonderd kleuren van DMC in voorraad op de klosjes. Allemaal met een nummertje erop. Het hele scala. Maar het begint natuurlijk met een goed patroon.’
Welke materialen hebt u daar allemaal voor nodig?
‘Gerard werkte op heel fijn transparant millimeterpapier. Daarbij ging hij uit van een enorme kleurenfotokopie van de oorspronkelijke ikoon. Zo gebruikte hij voor de Geboorte-ikoon een kopie van 73 bij 58 centimeter. Vervolgens tekende hij op het transparante papier een raster met hokjes van tien bij tien steken. Gerard had zelf een soort lichtbak gemaakt op z’n bureau. Daar ging de fotokopie onderdoor. Dan zochten we samen stukje bij beetje de kleuren uit. En dan maakte hij een hele lijst met tekentjes en nummertjes. Dan tekende hij het nog een keer in het groot op een rol papier, waarmee ik dan kon gaan borduren. In de Geboorte-ikoon zitten zo wel zestig verschillende kleuren borduurdraad verwerkt.
Ik werk op heel fijn borduurlinnen uit Duitsland. Ik borduur dan met de ‘petit point steek’. Op één vierkante centimeter 14X14 = 196 steekjes. Met één draad over één draad halve kruissteekjes dus eigenlijk.
Hier boven m’n werkplek hangt nog steeds de Moeder Gods van Tichvin (kleurenillustratie). Die gaat nooit naar een expositie. Die geeft mij een beschermend gevoel.