Henk Roos
Het moet in 1989 geweest zijn dat ik in de Poolse stad Poznan een dik Russisch boek kocht: Ilja Repin – schilderkunst – tekenkunst (Sternin, uitgeverij Aurora, Leningrad)[1]. Deze monografie over Ilja Repin was voor mij een openbaring. In m’n studietijd bij kunstgeschiedenis was dit genie nooit ter sprake gekomen. Tijdens de colleges ging alle aandacht naar de West-Europese cultuur. Oost-Europa bleef grotendeels buiten ons ge-zichtsveld. Het boek bevatte grote reproducties van de belangrijkste werken van Repin. Ik ontdekte dat het parool van de grote Franse realist Courbet, Levende kunst maken, ook in Rusland z’n uitwerking niet had gemist. Al in 1863, kort na Courbet’s realistisch manifest, scheidde een groep jonge kunstenaars zich af van de Keizerlijke Kunstacademie, de met straffe hand door de staat geleide school, die tot dan toe het kunstenaarsleven in Rusland volledig beheerste. Deze dissidente groep wilde niet langer de voorgeschreven klassieke onderwerpen in beeld brengen. Ze wilde een onafhankelijke, realistische, populaire schildersschool stichten die in een begrijpelijke vormentaal Rusland weergaf zoals het werkelijk was.
Echte bekendheid kreeg de groep pas in 1871, toen de leden voor het eerst gezamenlijk gingen exposeren. De tentoonstelling onderscheidde zich door de onderwerpskeuze, maar vooral door het feit dat de expositie naast de intellectuele centra Moskou en Sint Petersburg ook de uitgestrekte Russische provincie aandeed. Omdat het een rondreizende tentoonstelling was, noemden de kunstenaars van de groep zich de Peredvizjniki, ‘De Trekkers’, officiëel De Maatschappij voor reizende kunstexposities. Het was door deze tentoonstelling dat de groep, die tot dan toe weinig publiciteit had gekregen, ineens de leidende artistieke beweging van Rusland zou worden. Dat dit zomaar kon gebeuren, was feitelijk te danken aan de inspanningen van één man, de algemeen cultuurcriticus Vladimir Stasov. Het was onvermijdelijk dat Repin in de ban kwam van Stasov, zeker toen die hem ontdekte en naar voren schoof als de leider van de nieuwe beweging in de schilderkunst.
De jonge kunstenaar, de staatsboer uit de Oekraïne, werd door de hooggeachte, invloedrijke criticus gepromoot als de leider van een nieuwe realistische schildersschool, die niet alleen zou helpen de Russische staat te hervormen en het volk bewust te maken van zijn taak hierin, maar tegelijkertijd voor het eerst een geheel eigen nationale Russische schildersschool zou stichten die het buitenland moest gaan verbazen. [2]
Die verbazing liet evenwel nog lang op zich wachten. In de winter 2001/2002 werd Repin in het Groninger museum gepresenteerd onder het parool: Het geheim van Rusland. De man is al meer dan 70 jaar dood, en zelfs de befaamde kunsthistoricus Henk van Os schrijft in de catalogus dat hij pas in 1990 kennis maakte met het werk van Repin:
“Ik stond voor een schilderij dat mij geheel van mijn stuk bracht. Zoiets had ik nog nooit gezien….”
Zelf had ik een vergelijkbare ervaring: in datzelfde jaar 1990 stond ook ik in Moskou voor ’t eerst oog in oog met het werk van Repin. In verband met een verbouwing van de Tretjakovgalerij was een gedeelte van de collectie van het beroemde museum ondergebracht in het Centrale huis van de kunstenaars van de USSR, vlakbij het Gorkij-park. Mijn reisgenote en ik waren dermate onder de indruk dat we enkele dagen later besloten een uitstapje te maken naar Penati, het huis van Repin aan de Finse Golf. In m’n dagboekaantekeningen lees ik terug:
“Leningrad: Vanaf het Finland-station nemen we de trein naar Zelenagorsk. Na aankomst in Repino (vroeger heette deze badplaats op z’n Fins Koeokkala) wan-delen we naar Penati. Het huis is zeer fraai gelegen, dichtbij zee, in het heuvelachtige, duinachtige bos. Wat een mooi glazen sprookjeshuis. Maar het mooiste waren de oude filmpjes, de schilderijen en vooral z’n laatste zelfportret. In de tuin bekijken we z’n graf.”
We bezochten ook het landgoed Abramtsevo bij Moskou, waar de schilder regelmatig woonde en werkte.
Van ver en van dichtbij
Maar wat heeft deze Repin nu met ikonen te maken?
In 1857, Ilja Repin was toen 13 jaar oud, begon hij met z’n eerste teken- en schilderlessen in een ikonenwerkplaats in zijn geboortedorp Tsjoegoejev, in Oekraïne. In de loop van de jaren daarna werkte hij aan de ikonostasen van de dorpen Malinovo, Kamenka, Pristen en Sirotino.
In zijn autobiografische boek Van ver en van dichtbij beschrijft Repin zelf hoe hij begon met ikonen:
“Als jongen van dertien jaar kopiëerde ik een ikoon van de Heilige Alexander Nevski, onder leiding van mijn meesterschilder Boonakov, en we kregen toen bezoek van één of andere academicus, een zekere Lennig uit Poltava. Hij wilde een paar schilders uit Tsjoegoejev laten werken aan een ikonostase. Toen hij onze werkplaats was binnengekomen, waar twee arbeiders, de meester en ik aanwezig waren, stond deze Duitse Lennig opeens achter mij en begon z’n bewondering te uiten over mijn penseelstreek en over mijn coloriet. “Ah, wat is dat voor een jongen. Kijk hoe zijn penseel danst!… Alsjeblieft, geef me deze jongen mee… En op dat moment wendde hij zich tot mij, met de vraag of ik met hem mee wilde naar Poltava.”
Repin maakte geen gebruik van deze gelegenheid. Hij schrijft:
“Ik vestigde mij als onafhankelijke vakman in Tsjoegoejev en af en toe kwamen er meerdere aannemers naar me toe om me werk aan te bieden. Op het platteland van de Oekraïne was er veel vraag naar het beschilderen van kerkinterieurs en ikonostases. (…) Augustus 1861: Ik ben net klaar met het beschilderen van de enorme muur in de kerk in Malinova (vijf wersten van Tsjoegoejev): ’ Christus op Golgotha’ naar een gravure van het schilderij van Steiben. [3]
’s Avonds kwam de meestervergulder Koozivkin bij me; hij was in onderhandeling met Nikitin uit Kamenka uit de provincie Voronezh. Hij smeekte me om die winter met hem samen te gaan werken. Eerst naar Pristen, en dan naar Kamenka; het loon is prima – 25 roebels per maand. In Pristen waren we te gast in het huis van de diaken. De diaken keek ons aan met z’n scher-pe patriarchenogen en vroeg wie van ons de schilder was. En hij was zeer verrast toen m’n vrienden naar mij wezen.
“Deze knul? Zou die echt iets kunnen? Volgens mij is het nog een kind. En wat heeft ie lang haar, net een meisje! Nou, ga maar zitten en schilder ‘Onze Heiland’ voor me.”
In Kamenka had ik twee schilderijen op de ezel staan: ‘Onze Heiland’ en ‘Onze Lieve Vrouwe’. Ik deed mijn uiterste best om het licht in de figuren te laten zien en ik streefde naar het goddelijke in de gezichten. Het gaf me een mystiek gevoel. Uiteindelijk bereikte ik mijn doel – een ongebruikelijk licht rond de hoofden, penseelstreken met een ongemengd lila en parelachtige tonen. Ekaterina Vassilievna, de vrouw des huizes, was zeer verrast door mijn schilderijen. Ze bekeek ze langdurig en vroeg me dan welke voorbeelden ik gebruikte…Mijn meester was tevreden met m’n werk, maar het beviel hem niet dat ik zo vaak verbeteringen aanbracht en dat ik steeds van m’n stoel opstond en achteruit sprong om van een afstand naar m’n schil-derij te kijken.
“Voor die gevoelloze priesters en parochianen hoef je niet zo’n moeite te doen, ze begrijpen het toch niet, voor hen is het allemaal hetzelfde.”
Zelfs nu nog voel ik de schrik op het mo-ment dat ik bijna van de hoogste steiger viel bij het werk aan de ‘Heilige Drieëenheid’ in de kerk van Sirotino. Dat kwam dus door mijn gewoonte om bij het schilderen naar achteren te springen! De gewoonte van vele vaklui – en een hekje was er niet, zo zijn heel wat mannen aan hun eind gekomen!”[4]
Levensecht
In 1863 gaat Repin met het geld, verdiend met het schilderen van ikonen, naar St. Petersburg. Hij probeert er op de Keizerlijke Kunstacademie te komen, maar wordt resoluut afgewezen door Fedor Liov, die vindt dat Ilja noch kan tekenen, noch kan modelleren…. Eerst moest hij maar eens lessen nemen op de Tekenschool. Pas in het volgende seizoen wordt hij als volwaardig student aan de Academie toegelaten, en bewijst hij zich dan al snel als een gretige en vlugge leerling. In 1871 is hij toe aan zijn eindexamenproject: het enorme doek De opwekking van de dochter van Jairus door Christus (229X382).
Voor deze prestatie ontvangt hij de gouden medaille van de Kunstacademie. Wanneer je dit doek ziet, besef je dat de ikonenschilder zich heeft ontwikkeld tot een realist. Het onderwerp is hier niet op een gestileerde ‘voorgetekende’ wijze weergegeven, maar het Bijbelverhaal wordt ons door Repin op een zeer levensechte originele manier aanschouwelijk gemaakt.
Processies
Al vanaf zijn academietijd was Repin geïnteresseerd in het uitbeelden van grote mensenmassa’s. In deze ‘massa’-portretten staat steeds de relatie tussen het individu en het volk centraal. Repin geeft dan alle duidelijk zichtbare figuren een eigen, herkenbare persoonlijkheid mee. Hij maakt van alle figuren eerst uitgebreid schetsen ‘naar het leven’. Steeds weer probeert hij te onderzoeken hoe individuele en collectieve identiteit zich verhouden. Zijn fascinatie voor op drift geraakte mensenmassa’s heeft hij een paar keer proberen te verbeelden in de vorm van een religieuze processie.
Een prachtig eerste voorbeeld daarvan zagen we op de tentoonstelling: de impressionistisch aandoende studie uit 1878 voor Processie in het eikenbos. In zijn jeugd nam Repin zelf ook vaak deel aan dergelijke processies. Zo’n processie werd ter ere van de plaatselijke ikoon gehouden. In de processie vroegen de mensen in hun gebeden om hulp, bescherming, een rijke oogst of een goede gezondheid.
Processie in het eikenbos
Repin werkte z’n studieuze olieverfschets voor de Processie in het eikenbos later uit op een veel groter formaat. Een grote groep mensen schrijdt voort door een bos, geleid door een priester. Centraal in de compositie wordt door een tweetal in het gevolg van de priester een ikoon meegedragen, met een afbeelding van een van de wonderen van Jezus. Het zonlicht dringt door de bomen en doet het goud van de kruizen, de ikoon en het priestergewaad glinsteren. Al zijn talent zette Repin in om de schittering van de relieken, de gewaden en de beweging van de massa vorm te geven. Toen het schilderij af was waren z’n vrienden verrukt over het resultaat. Maar zelf was de kritische Repin niet tevreden. Hij vond dat de betekenis in de schoonheid verloren was gegaan. Daarom liet hij het schilderij in z’n atelier en begon hij in juli 1881 te werken aan een geheel nieuw schilderij van een processie, ongeveer van dezelfde omvang. Uiteindelijk zou dit een van zijn belangrijkste schilderijen uit de tachtiger jaren worden: Processie in het gouvernement Koersk.
Deze nieuwe versie was veel rauwer. Het eikenbos dat de achtergrond vormde voor de eerste versie, was nu verdwenen, gekapt. Het doek werd in 1883 tentoongesteld. Het veroorzaakte een sensatie en werd meteen verkocht.
In de negentiger jaren voltooide hij toch nog het eerste processieschilderij, veertien jaar nadat hij eraan begonnen was. Het werk werd in 1891 tentoongesteld, maar de kunstenaar wilde het niet verkopen en hield het in zijn atelier. Hij kon nog steeds niet loskomen van het doek en hij bleef eraan doorwerken. Volgens Igor Grabar, leerling van Repin en later een gevierde kunsthistoricus in de Sovjet Unie, schilderde Repin het in 1916 nog één maal volledig over en verkocht hij het daarna aan een Tsjechische verzamelaar. In de monografie die Grabar over Repin schreef staat een vage zwart-wit foto van het kunstwerk, waaruit blijkt dat de meester het helemaal had veranderd. Het doek is met grove verfstreken volgeschilderd. De aartsdiaken is in het beeldvlak naar voren gehaald. Wel is de ikoon, die omringd wordt door vrouwen, het centrale punt in de compositie gebleven.
De plannen voor de grote Repin-tentoon-stelling in Groningen waren aanleiding om op zoek te gaan naar het schilderij. Het bleek, na vele omzwervingen terecht gekomen te zijn in het kleine stadje Nachod in Tsjechië, dicht bij de grens met Polen. En het was een grote verrassing dat het werk blijkbaar nog een keer was overgeschilderd. De linkerhelft van het doek verschilt nu sterk met de oude zwart-wit-foto. Op het schilderij is heeft Repin de datering 1917-1924 aangegeven. Je vraagt je dan af: waarom voelde de inmiddels tachtigjarige oude meester de scheppingsdrang om nog een keer nieuwe verf op het zevenenveertig jaar oude doek te smeren? Het doek kwam niet naar Groningen, maar het stadje Nachod heeft een groots en mysterieus schilderij in z’n collectie…
Processie in het gouvernement Koersk
In juli 1881 was Repin dus begonnen aan zijn tweede processie-schilderij. Hij bezoekt daarvoor de streek rond Koersk, tussen Moskou en Kiev, die bekend staat om z’n kleurrijke processies. Eén jaar later exposeert hij de Processie in het gouvernement Koersk op de elfde reizende tentoonstelling van de Peredvizjniki. De grote verzamelaar Pavel Tretjakov verwijt Repin dat er geen enkele aantrekkelijke figuur op het schilderij is afgebeeld. Repin verweert zich met de opmerking dat hij de werkelijkheid zo natuurgetrouw mogelijk heeft willen weergeven…. Toch koopt Tretjakov het schilderij, en het hangt nog steeds in de galerij van zijn naam in Moskou. In het boek van Sternin is een grote reproductie van het werk opgenomen. Het schilderij ademt een geheel andere sfeer dan ‘het eikenbos’. De massa mensen is hier nog groter geworden, maar het bos is verdwenen. Op de heuvel in de achtergrond staan stronken, die het overblijfsel zijn van een gekapt bos. Het kan worden gezien als een symbool voor het oude mysterieuze Rusland, dat door de moder-nisering was verdwenen. In de woorden van cultuurhistoricus Billington: ‘In de primitieve verbeelding van de boer uit het pre-industriële Rusland was de hele wereld verzadigd van religieuze betekenis. God kwam niet alleen tot de mens door de ikonen en door geestelijken, maar ook door de geesten van bergen, rivieren, maar bovenal: het bos.’
Helaas is het monumentale doek in een dermate fragiele conditie dat het niet naar het Groninger Museum kon worden vervoerd. Toch hebben we er in Groningen wel wat van kunnen zien. Want ook voor deze processie maakte Repin vele voorstudies. Enkele daarvan waren op de tentoonstelling aanwezig. Repin had een ambitieus doel voor ogen: de plechtige stoet, die de wonderdoende ikoon begeleidt, moest het hele platteland van Rusland belichamen, symboliseren. De honderden afgebeelde personen stonden stuk voor stuk model voor een bepaald type mens en behoorden tot een bepaalde laag van de bevolking. Met name de personen die voor de ‘groep armen van het dorp’ model hebben gestaan, zocht hij – volgens de catalogus – met de grootste zorgvuldigheid uit.
“De olieverfschets ’Landloopsters-bedevaartgangsters’ (1878) werd door Repin speciaal gemaakt als onderdeel van de ‘Processie’ en werd later zonder verdere wijzigingen overgenomen. Landloperij, gecombineerd met bedevaarten naar heilige plaatsen was een zeer karakteristiek verschijnsel in het orthodoxe Rusland. Velen wijdden er hun hele leven aan en reisden van klooster naar klooster, van de ene wonderdoende ikoon naar de andere.”
Wanneer je voor zo’n schilderij staat moet je denken aan de typering ‘Repin, schilder van de Russische ziel.’ Ook waren er enkele aquarellen en potloodtekeningen op de tentoonstelling, gemaakt als voorstudies voor de Koerskprocessie, zoals een aquarel van een bedevaartganger, het aangrijpende portret van de jonge ‘gebochelde’ en ‘de oude man met een ikoon’
Laten we het beroemde doek eens wat nader beschouwen. In het uitgestrekte landschap verrijst rechts een de heuvel, met nog wat stronken van gekapte bomen. Repin heeft het standpunt van de beschouwer goed uitgekiend. De suggestie wordt gewekt dat je zelf midden op de stoffige weg staat, en dat je maar beter snel aan de kant kunt gaan staan om deze massale groep aan je voorbij te laten trekken. Het volk komt van links achter, en komt in de rechter hoek heel dichtbij. Onze aandacht wordt onmiddellijk getrokken door de enorme reliekschrijn rechts op de voorgrond. De met kleurige linten en bloemen versierde schrijn, die qua vormgeving het midden houdt tussen een glazen vitrine en een kleine kapel, wordt door een groepje stevige boeren als het ware het beeld uitgedragen. De kast heeft een gouden koepeltje en glazen deuren, waarachter kaarsen flakkeren. Enkele seconden later, en de monniken zijn uit beeld en laten ons achter met het raadsel: welk heilig voorwerp is hier aan ons voorbij getrokken?
Meteen achter de in sobere zwarte pijen geklede monniken volgen twee vrouwen die samen een kiot meedragen, een kleine schrijn voor het bewaren van de ikoon. De kiot is leeg, en het paneel wordt kennelijk gedragen door een chique gezette burgerdame, of is het een rijke opgedofte boerin? Repin heeft haar iets verderop in de processie, centraal in de voorstelling geplaatst. De dame valt des te meer op, doordat Repin de ikoon letterlijk schitterend in het zonlicht heeft weergegeven. Het is zo te zien een Moeder Gods Hodigitria, bedekt met een rijk versierde vergulde riza. Volgens mijn Russische correspondentie-vriend Arthur Ivanov is het waarschijnlijk de Moeder Gods van Iveron – ook wel Moeder Gods Portaitissa – uit het Johannes de Doper-klooster in Sofronievo. Dit is een kopie van de miraculeuze ikoon die zich bevindt in het Iviron-klooster op Athos. De ikoon is het schitterende middelpunt van Repins schilderij. Je ziet de stralen van het zonlicht die weerkaatst worden door de rijk versierde vergulde riza als witte penseelstreken afsteken tegen het zwarte uniform van de militair die als een soort bodyguard de deftige dame begeleidt.
Een ikoon op een stoel
In november 1999 kwam er bij de Russian Sale bij Sotheby’s London een bijzonder doek onder de hamer (richtprijs ± Euro 15.000). Uit een particuliere collectie was een onbekend werk van Repin opgedoken. Het kleine, bijna vierkante doek stelt een ikoon voor, maar dan bekeken vanuit een ongebruikelijk standpunt. In plaats van dat je als beschouwer de voorstelling en face bekijkt, heeft Repin de oude ikoon bijna dwars op het tafereel geplaatst. Hij benadert de ikoon hier enigszins afstandelijk als een object, en niet als een venster dat je oog in oog met de heilige brengt. Door dit standpunt te kiezen brengt Repin wel heel duidelijk de rijke metalen bekleding van de ikoon in beeld. Van de voorstelling, het Mandulion, is alleen het geschilderde incarnaat vrij gelaten. De rest van het paneel is geheel bedekt met een riza. Deze kunstig bewerkte bekleding van verguld zilver treedt met de aureool ver naar voren uit het platte vlak. Juist dit typische effect is op het schilderij van Repin duidelijk te zien.
In de catalogus bij de veiling werd vermeld dat deze studie waarschijnlijk gemaakt werd bij de voorbereiding van de Processie in het gouvernement Koersk. Mij lijkt dit toch niet het geval. Op de processie komt immers niet zo’n ikoon voor. Wel was Repin in die zelfde tijd bezig met zijn eigen versie van het Mandulion en het ligt dus meer voor de hand dat deze studie daarmee in verband staat. Daarover in deel 2 meer.
Noot:
- Sternin: ILJA REPIN schilderkunst .tekenkunst. Uitgeverij Aurora, Leningrad 1985
- Sjeng Scheijen (en Henk van Os): Ilja Repin, het geheim van Rusland. Catalogus bij de tentoonstelling in het Groninger museum. Uitgeverij Waanders, Zwolle, 2001
- Het schilderij van Karl Karlovich Steiben (1788-1856) bevindt zich in de Tretjakov Galerij. De gravure naar dit werk was erg populair. In Repin’s Onverwacht hangt de reproductie aan de wand van het vertrek.
- Citaat via m’n correspondentievriend Arthur Ivanov.