Otto Tissing
We hebben zojuist gegeten bij Zorbas en genieten nu, zittend op zijn terras hoog boven de Libische zee, van de zich in geheimzinnigheid hullende watervlakte, de eerste sterren en weer ons eerste kopje Griekse koffie. Wat een serene rust. Geen schip beroert de horizon, het fluisteren van de branding beneden ons benadrukt de stilte.
Dat was een kleine 2000 jaar geleden wel anders toen een Alexandrijns vaartuig, op weg naar Rome en met aan boord de in gevangenschap verkerende apostel Paulus, bij ongunstig weer hier Kreta’s zuidkust aandeed op zoek naar een ankerplaats. In Handelingen 27 lezen we erover:
‘En daar wij verscheidene dagen lang weinig vorderden en met moeite ter hoogte van Cnidus konden komen, daar de wind ons niet gunstig gezind was, voeren wij onder Creta langs ter hoogte van Salmóne; en daar met moeite voorbij komende, bereikten wij een plaats, Goede Rede geheten, waar de stad Laséa dichtbij lag.’
Die plaats waar Paulus aan land ging, bestaat nog immer en het heet er ook nog steeds zo: Kalí Limènes, Goede Havens. De bijbel zegt er niets over, maar de plaatselijke overlevering wil dat Paulus’ vaste reisgenoot Titus toen op Kreta achterbleef en de eerste christengemeente op het eiland stichtte. Dat is denkbaar, want in zijn Titusbrief schrijft Paulus:
‘Ik heb u op Creta achtergelaten met de bedoeling, dat gij in orde zoudt brengen hetgeen nog verbetering behoefde, en dat gij, zoals ik u opdroeg, in alle steden als oudsten zoudt aanstellen mannen, die onberispelijk zijn…’
Van Titus, die hier als lokale heilige wordt vereerd, is op Kreta nog wel het een en ander terug te vinden. Allereerst is er de bezienswaardige ruïne van de Titusbasiliek in het oude Gortys, soms als extraatje aangedaan door toeristenbussen op de terugweg van het Minoïsche Festós. Maar er is een meer betekenisvolle manier om de heilige te ontmoeten.
1 – Moní Vrondisíou
Het intieme klooster Vrondisí, bij de plaats Zarós genesteld op de zuidelijke hellingen van het Idagebergte, is gewijd aan de H. Antonios, patroon van de kluizenaars. Twee oeroude schaduwrijke platanen en een koele bron verwelkomen er de bezoeker. Monniken zien we niet, hoewel er toch nog een paar moeten wonen. In dit klooster heeft Michaél Damaskinós in de 16e eeuw zijn beroemde ikonen geschilderd die nu in het museum Agía Ekateríni in Iráklio hangen.
In de knusse kerk vallen de muurschilderingen op. De ikonostase spreekt mij niet zo aan: sentimentele 19e eeuwse ikonen gevat in witgeschilderd houtwerk. De granieten vloer is bescheiden versierd met de Byzantijnse dubbelkoppige adelaar. We zijn er alleen; buiten kwetteren de vogels en tsjirpen de cicaden, hier heerst rust en stilte. En dan ontdekken we tot onze vreugde Titus, dicht bij de deur. Een stralende ikoon, omgeven door een lijst van bloemen. De afdrukken van vingers en lippen verraden hoe de heilige hier vereerd wordt. Zwijgend, niet onvriendelijk, ziet de metgezel van Paulus ons aan. In zijn zwijgen spreekt hij voor wie het horen wil. Wij antwoorden door eerbiedig een kaarsje aan te steken. Ja, in Moní Vrondisíou is de Eeuwige aanwezig.
2 – Agía Moní
Onder de plataan in de hoofdstraat van Áno Viános drink je de lekkerste en goedkoopste koffie. Wel moet je af en toe je stoel even opzij schuiven om het langskomende verkeer wat ruimte te geven. Bij de oudere mannen die daar altijd zitten, is ook een oud-kapitein van de politie. Deze besnorde Kretenzer is graag bereid ons uitgebreid over de roemrijke geschiedenis van zijn woonplaats te vertellen. Hij wijst ons en passant ook de weg naar Agía Moní. Dit Heilige Klooster ligt, zegt hij in zijn zelfgeleerd Engels, in the middle of nowhere. En dat klopt wel. Het pad erheen kronkelt langs zilver-glanzende olijfgaarden; Áno Viános laten we voor het gevoel al snel ver achter ons.
Het langs de weg gelegen klooster blijkt niet meer dan een kloostertje te zijn. We konden maar één monnik ontdekken, werkend in de groentetuin. Het kerkje is donker en eenvoudig met zowel prachtige, traditioneel geschilderde ikonen, als ook – in mijn ogen – al te romantisch werk. In de ikonostase een fascinerende Hodigitria en een prachtige Deësis, beide 16e eeuws. Behalve de monnik en wij is hier niemand. Deze kleine kloostertjes zijn niet zo spectaculair, maar door hun onbezoedelde intimiteit vaak veel meer aansprekend dan de grote toeristentrekkers.
3 – Moní Palianís
Halverwege Iráklio en Ágii Dèka wijst in het dorpje Veneráto een bord de weg naar het nonnenklooster Palianí. Het brede gebaar van de Moeder Gods van het Teken op het letterlijk schitterende mozaïek boven de toegangspoort lijkt ons welkom te heten. Dan betreden we een bloemenrijke tuin, keurig bijgehouden door de soms tandeloze nonnetjes. Een eeuwen oude mirtboom draagt binnenin zijn stam een ikoon van de Maagd, onzichtbaar voor ons. Natuurlijk is de boom heilig en wonderdoend. Aan zijn takken hangen talloze geloftegeschenken, van kleine metalen plaatjes waarop een voet of hand is afgebeeld tot korsetten en een compleet kunstbeen.
De kerk is geornamenteerd met kapitelen en kolommen van een vroegchristelijke basiliek die ooit op deze plaats stond. We krijgen slechts kort tijd om het interieur in ons op te nemen; een knorrig oud vrouwtje wijst ons al spoedig de deur. Dan troont een andere bejaarde non ons mee naar haar kamertje. Een nog ouder mensje ligt op een bed, kennelijk niet meer in staat het te verlaten. Het vertrek hangt en staat vol ikoontjes en devotionalia. De beide vrouwtjes weten ons al prevelend een simpel gehaakt kruisje te verkopen.
Op de terugweg naar ons onderkomen missen de wielen van de auto op het nippertje een, zelfs voor Kretenzische begrippen, onwaarschijnlijk diep gat in de weg. Wat zijn we blij met ons kruisje.
4 – Moní Chrisoskalítisas
De weg naar het zuiden langs Kreta’s westkust lijkt vaak tegen de rotswanden geplakt, is dan smal en voorzien van talrijke haarspeldbochten. Een avontuurlijke tocht dus naar een van de mooist gelegen kloosters van het eiland, gelegen op een rots dicht bij zee. Chrisoskalítisa, de naam duidt het al aan, waar een trap naar toe leidt met gouden treden. Althans, alleen voor hen die zonder zonden zijn; voor het oog van ieder ander blijft deze begerenswaardige opgang naar dit – geheel witgeschilderde – complex verborgen.
Wij arriveren ongelukkigerwijs aan het begin van de middag, op het moment dat het klooster juist zijn poort sluit voor de middagrust. Nog even snel blikken we rond. Al dat wit doet je naar je zonnebril grijpen. Het uitzicht vanaf het klooster op de stenige kust en het intens blauwe water is schitterend. Een tekst op de toegangsdeur geeft aan dat het klooster tot vijf uur gesloten zal zijn. Gelukkig is het op een na mooiste strand van Kreta niet ver. We brengen in Elafonísi geduldig onze tijd door en beklimmen kort na vijven opnieuw de witte stenen trap. We wachten aanvankelijk geduldig tot de poortdeur zal openzwaaien. Ook andere belangstellenden arriveren, zelfs een dubbeldekker vol toeristen. Het klooster blijft gesloten. De mensen worden ongeduldig en bonzen op de deur. De touringcar laat zijn claxon loeien. Tevergeefs, Chrisoskalítisa is en blijft in diepe rust. De massa houdt het voor gezien en vertrekt mopperend. Ik speur naar de gouden trap, maar wie ben ik? We wachten nog een tijd, maar uiteindelijk geven ook wij het op.
Moraal: bezoek de kloosters in de morgenuren; wij hebben ’s ochtends nooit voor een gesloten poort gestaan.
5 – Moní Goniás Odigítrias
Twintig kilometer ten westen van Chaniá vinden we het voornamelijk 17e eeuwse klooster Goniá; eertijds ontmoetingsplaats van asceten en kluizenaars uit de wijde omgeving, en rijk aan ikonen en manuscripten. Aan zee gelegen, dus altijd beducht voor piraten, is het wat betreft aanblik welhaast meer een fort dan een religieus oord, ware het niet dat de klokkentoren en de kerkkoepel hoog boven de muren uitsteken. De driebeukige kerk maakt een ingetogen indruk. De ikonen zijn luisterrijk; een ‘Moeder Gods op de Troon’ houdt mij lang in haar ban. In de zijkapellen zijn de objecten een stuk minder boeiend, maar dat blijkt voor de plaatselijke gelovigen van geen belang te zijn, gezien de brede verzameling ex-voto’s ook hier.
We vertoeven nog wat in de stille kloostertuin onder de citroenbomen en begeven ons dan naar het prachtig moderne gebouw van de Orthodoxe Academie van Kreta (www.oac.gr) dat aan het klooster grenst. De academie is een centrum met oecumenische inslag waar internationale bijeenkomsten over kerkelijke en maatschappelijke vraagstukken worden gehouden. Het bezit een schitterende conferentie- dan wel concertzaal. Men vindt er een uitgebreide verzameling religieuze boeken met de toepasselijke naam ‘Bibliotheek van het Licht’.
En… we weten toevallig dat de schilderes Konstantína Stefanáki aan de academie is verbonden. Deze jonge vrouw schildert ikonen op traditionele wijze, maar toch in een geheel eigen stijl en dat alles met groot vakvrouwschap. ‘Christus zegent de kinderen’, de ikoon op de omslag van dit nummer is een voorbeeld van haar werk, ingetogen en stralend tegelijk. Als ik vertel dat ik redacteur ben van een Nederlands ikonentijdschrift worden we uitgenodigd haar atelier te bezoeken. Men dompelt ons weer eens onder in de beroemde Griekse gastvrijheid. We krijgen koffie aangeboden. Ja, zelfs de directeur van de academie komt ons de hand schudden en toont belangstelling. Een andere medewerkster vertaalt als het Engels wat hapert.
Konstantína vertelt over haar werk (afbeelding rechts) en haar schilderfilosofie. Haar ikonen hangen in kerken in heel Griekenland en zelfs uit Moskou komen opdrachten. Ze reageert enthousiast als ze merkt dat we ‘op niveau’ kunnen praten. Ik mag zelfs een foto van haar maken, een voorrecht, begrijp ik. Tijdens ons gesprek blijkt natuurlijk dat haar niveau toch wel een andere is dan de mijne. Wat een vakkennis en -kundigheid heeft deze vrouw. Een halve ochtend waren we op de academie – ongenood – te gast; uit niets bleek dat we teveel waren.