Marie-José Raven
De tentoonstelling ‘Kunst en Religie in Rusland’ volgt het spirituele spoor in de Russische kunstgeschiedenis en laat zien hoe Russische kunstenaars in elk tijdperk religie op een eigen manier hebben verwerkt. Het christelijke geloof en zijn beeldtaal is altijd een grote rol blijven spelen in de Russische kunst; van de ikonen, de 19e eeuwse salonkunst, de 20e eeuwse avantgarde tot en met de kunst van de Perestroika. Met het Russisch Staatsmuseum in St. Petersburg heeft het Gemeentemuseum een goed overzicht over dit onderwerp samengesteld, met vele werken die niet eerder in Nederland getoond zijn.
De Russische kunst is geworteld in de religieuze ikoonschilderkunst, in opdracht van de orthodoxe kerk door monniken vervaardigd. Tot de 18de eeuw kende men in Rusland vrijwel geen andere schilderkunst. Pas onder tsaar Peter de Grote (1682-1725), die het land openstelt voor Europese invloeden, worden olieverf en linnen geïntroduceerd. Maar waar in de rest van Europa de kunstenaars nieuwe onderwerpen en opdrachtgevers ontdekken, blijft in Rusland de kerk lange tijd de belangrijkste opdrachtgever.
Het merendeel van de ikonen in de tentoonstelling stamt uit de zestiende eeuw. Een van de belangrijkste werken is de Christus Pantocrator. Dit werk van tempera op hout, waarop Christus als Alheerser is afgebeeld, behoort tot de belangrijkste in de orthodoxe ikonografie.
Het kent een rijke symboliek, een complementair kleurgebruik van groenen en roden en een abstracte structuur, bestaande uit een cirkelvormige mandorla en twee rode ruiten, die elkaar doorkruisen. Daarmee zijn de vele dimensies van de werkelijkheid aangeduid. Deze geometrisch abstracte vormentaal vormde voor de Russische avantgardisten aan het begin van de twintigste eeuw een inspiratiebron van vitale betekenis. Christus maakt met zijn rechterhand een zegenend gebaar en houdt in zijn linkerhand een evangelieboek, dat openligt op passages uit Mattheus 7: 1-2 en Johannes 7: 24, waarin Christus oproept niet te oordelen en waarschuwt voor de gevolgen daarvan.
Hoewel Christus meestal gekleed gaat in een purperen onderkleed, symbool voor zijn goddelijke natuur, en een blauw bovenkleed, symbool van zijn menselijke natuur, draagt hij hier een gouden bovenkleed. Dat wijst erop, dat we hier te maken hebben met een bepaald type Pantocrator, dat van de Hemelse Rechter, die alleen rechtvaardig oordelen kan. Christus is frontaal afgebeeld en kijkt de toeschouwer met doordringende ogen aan. Zijn ‘koninklijke hofhouding’ bestaat uit engelen en evangelisten. Laatstgenoemden zijn met Hem verbonden door stralen die uitgaan naar de vier uithoeken van de aarde, gesymboliseerd door de rode ruit. Hun symbolen zijn in de hoeken te zien: de leeuw, de os, de engel en de arend.
In de groenblauwe mandorla, die verwijst naar Christus’ goddelijke natuur, is een grote schare aan engelen te zien: serafijnen en cherubijnen. Onder Christus’ suppedaneum (voetenbank) bevinden zich hun hemelse tronen: gevleugelde wielen met alziende ogen. Via het omgekeerde perspectief wordt de toeschouwer uitgenodigd zich te laten opnemen in de goddelijke wereld, die hem aanschouwt.
De mirredragende vrouwen
Andere indrukwekkende zestiende eeuwse ikonen zijn die van de Heilige mirredragende vrouwen bij het graf en De geboorte van Christus, van de Moskouse school uit het midden van de zestiende eeuw. Oorspronkelijk maakte deze ikoon deel uit van de grote feestenrij van maar liefst zestien feestikonen in de Geboortekerk van de Moeder Gods in het Noordrussische klooster Konetsev, dat in de buurt van het Ladagomeer ligt. Nadat Zweden het klooster in 1610 verwoest had, is de gehele ikonostase uiteindelijk terechtgekomen in de Maria Ontslapingskathedraal in het klooster van Tichvin. Tsaar Iwan de Verschrikkelijk maakte dit klooster tot een religieus, spiritueel en artistiek centrum. Het Staats Russisch Museum bezit meer dan 200 ikonen uit Tichvin, die alle tussen 1300 -1700 geschilderd werden. Verder kunt u het Mandulion beschouwen – de ikoon die in de Byzantijnse beeldenstrijd een belangrijke rol heeft gespeeld. Doordat Christus volgens de traditie zelf de ware ikoon heeft geschapen, is het geoorloofd dat mandulion, Christus’ gelaat in een doek afgedrukt, te schilderen. Op de eerste zondag van de grote vasten, wordt nog steeds de overwinning op de ikonoklasten (in 843) met deze ikoon als oerbeeld gevierd. Zijn gelaat wordt omkranst met een dichte haardos, die in twee lokken rechts en links naar de baard uitloopt. In de Russische volksmond wordt dit type wel ‘Christus met de natte baard’ genoemd.
Andere latere ikonen zijn de Intocht in Jeruzalem, uit de achttiende eeuw, in het noorden van Rusland (Vologda) gemaakt. De overvloed aan ornamentiek, de expressieve
houdingen en de aandacht voor architectuur en dramatiek doen haast barok aan. Vladimir Borovikovskij’s Annunciatie, uit het begin van de achttiende eeuw maakte oorspronkelijk deel uit de ikonostase in de St. Michaëlskapel in de Triniteitskloosterkerk te St.- Petersburg.
In de negentiende eeuw begint het Russische kunstleven te veranderen: Russische kunstenaars reizen naar Parijs, Rome, Florence en naar het Heilige Land, en leren daar technische vaardigheden zoals het schilderen van figuren, en studeren de bijbelse geschiedenis en de archeologie (belangrijk bij het realistisch afbeelden van zulke thema’s).
Er ontstaat een ‘salonkunst’ met soms 5 meter hoge bijbelse verhalen, geheel in Westerse stijl. In deze immense doeken komt de menselijke component centraal te staan. Een schilder als Ivanov wil in zijn werken de individuele reacties van de mensen op de Messias tonen en de complexe psychologische sfeer vastleggen die Christus aantrof bij zijn verschijning op aarde. Mede beïnvloed door de boeken van Tolstoj verbeeldt hij het conflict tussen Jezus en Pilatus, dat ook een conflict is tussen egoïsme en altruïsme. Zijn collega Polenov ziet Christus als metafoor voor het leven van elke mens en geeft Jezus archetypische trekken.
Hoewel onder het communisme religie verboden was, grijpt de kunst van het Sovjettijdperk juist op deze afbeeldingen terug. Ilya Repin, wiens werk onlangs met veel succes in Groningen werd geintroduceerd, wordt wegens zijn sociaal geëngageerde thematiek gezien als de grondlegger van het Socialistisch Realisme. De enorme socialistische doeken lijken in afmeting, stijl en compositie sprekend op die van de bijbelse thema’s van de salonkunst – de plaats van Jezus wordt nu echter ingenomen door Lenin of Stalin.
De avantgarde kunstenaars in het begin van de 20e eeuw gaan een andere weg. Zij zoeken inspiratie in de typisch Russische cultuur, in de volkskunst en in de ikonen. Daarbij blijven zij het spirituele pad volgen, dat dan is uitgebreid met moderne spirituele stromingen als de theosofie en de esoterie. Bij Kandinsky (die zelf vier ikonen bezat) en
Malevitsj leidt dit pad via afbeeldingen van het Russische boerenleven uiteindelijk naar de totale abstractie. In zijn Suprematistische schilderijen toont Malevitsj de plechtigheid van de oneindige emotie en de plechtigheid van de kosmos.
Deze schilderijen heeft hij bedoeld als voorwerpen voor meditatie en contemplatie en zijn daarmee ikonen van een nieuwe ervaringswijze van de wereld. Zijn Zwarte Vierkant verwijst, net als een ikoon, naar een hogere werkelijkheid.
Deze tentoonstelling biedt geen volledig overzicht van de Russische kunstgeschiedenis maar is een selectieve keuze van werken die vanaf de 16e eeuw betrekking hebben op de christelijke of daarmee verwante beeldtaal.
Naast een aantal ikonen en werken van beroemde kunstenaars als Kandinsky, Malevitsj, Repin en Gontsjarova zijn ook werken van minder bekende collega’s als Ivanov, Voinov, Filonov en Siemiradski aanwezig.
Veel doeken worden nu voor het eerst in Nederland getoond, ook die van bekendere kunstenaars, zoals Repin, omdat deze werken ten tijde van het communisme vanwege hun thematiek niet politiek correct werden bevonden.