Ikonen en de Kunst van het Avondland

Ikonen en de Kunst van het Avondland

Over het beleid van het Museum voor Religieuze Kunst ten aanzien van ikonen en de uitwerking daarvan in de praktijk. Een toelichting op de expositie die t/m 2 maart 2003 in Uden te bekijken valt.

In 1988 werd in het Museum voor Religieuze Kunst voor het eerst een tentoonstelling georganiseerd rond een niet-westers thema. Ter gelegenheid van het 1000- jarig doopsel van de Rus’ werd in nauwe samenwerking met het Ikonen-Museum te Recklinghausen een tentoonstelling samengesteld waarbij de Moeder Gods ikonen centraal werden gesteld. Het jubeljaar van de Russische kerk bleek wonderwel samen te vallen met het Maria-jaar dat door Rome was uitgeroepen.
De expositie werd een daverend succes. Meer dan 30.000 mensen bezochten in korte tijd deze manifestatie. Tijd voor directie en bestuur van het museum zich eens achter de oren te krabben. Zoveel belangstelling en evenzoveel signalen uit de maatschappij dat er behoefte bestond aan een museaal, neutraal instituut waar geinteresseerden en verzamelaars terecht konden met hun vragen en eventuele problemen. Zo’n instituut moest Nederland node missen. Weliswaar beheerde het toen nog het predikaat ‘Rijksmuseum’ voerende Catharijneconvent een kleine collectie ikonen, eigendom van de De Leeuw Stichting, die later uiteen zou vallen, en werden her en der met een zekere regelmaat ikonententoonstellingen georganiseerd en verrichtte de A.A. Brediusstichting in het landelijke Hernen tezamen met het Instituut voor Oosters Christendom van de KUN te Nijmegen ware pioniersarbeid, een actief museaal beleid ontbrak ten ene male.

Moeder Gods Eleousa Kreta/Venetië, ca. 1550

Moeder Gods Eleousa Kreta/Venetië, ca. 1550

Medio 1988 werd de handschoen in Uden definitief opgenomen en bleek het voorwoord op de eerste ikonencatalogus van de toenmalige voorzitter van het bestuur, drs. G. Schampers, een bijna profetische klank te bezitten. Hij maakte daarbij gewag van een eerste schenking van ikonen aan het museum. Het was in kwantitatieve zin een bescheiden schenking, in kwalitatieve zin evenwel een zeer belangrijke. Onder de vier ikonen bevond zich die van een Moeder Gods Eleousa, omstreeks 1550 op Kreta geschilderd. Oost en West ontmoeten elkaar in deze ikoon; het meer strenge Byzantijnse type van de Moeder Gods gaat binnen deze ikoon een verbintenis aan met de lieflijke westerse, vooral Italiaans bepaalde Madonna. Met de komst van deze ikoon kon tevens een brug geslagen worden met de hoogwaardige collectie westerse religieuze kunst die reeds in het museum aanwezig was.

Anno 2002, zes tentoonstellingen en diverse catalogi verder, bezit het Museum voor Religieuze Kunst te Uden een zeer uitgebreide en hoogwaardige collectie ikonen. Talrijke schenkingen en legaten zijn hier debet aan.
De eerste, echt grote impuls kreeg dit collectie-onderdeel in 1995. In dat jaar besloot mevrouw Wilhelmina P.M. Helmes, een sociaal bewogen zakenvrouw uit het Limburgse Steijl, haar bezit van ruim zeventig, hoofdzakelijk Oekraïense ikonen, aan het museum te schenken. Deze enorme schenking, de toch wel prudente opnamepolitiek en het gevoerde expositiebeleid, inspireerden mogelijk ook anderen. Meer en meer werd het museum een museaal toevluchtsoord waar ook de religieuze en vaak zeer artistieke beeldentaal van de Oosterse Kerk onderdak kon vinden.

Moeder Gods van Kazan, (Kazanskaja) Rusland, ca. 1720

Moeder Gods van Kazan, (Kazanskaja) Rusland, ca. 1720

Daarna en ook daarvoor groeide de collectie gestaag maar beheersbaar. Duizelingwekkend evenwel bleek het legaat van de heer F. Gladdines. Na zijn overlijden op 11 november 2000 bleek deze erudiete leraar uit Roosendaal maar liefst 130 geschilderde en 34 metalen ikonen, alle gedocumenteerd, aan het museum te hebben gelegateerd.
Het aanvaarden van een dergelijk legaat en het vertrouwen door talrijke andere schenkers gesteld in ons instituut scheppen ook verplichtingen. Het museale rentmeesterschap dient waardig vervuld te worden. Een dergelijke collectie moet op adequate wijze geconserveerd, waar noodzakelijk gerestaureerd, verder bestudeerd en ontsloten te worden.

Moeder Gods van Kostroma (Feodrovskaja), Rusland, ca. 1820

Moeder Gods van Kostroma (Feodrovskaja), Rusland, ca. 1820

Daartoe heeft het museum tastend een nieuw beleid ontwikkeld waarin ook de kunst van de Orthodoxe Kerk meer en meer een plaats krijgt. Zo werd de bibliotheek ten aanzien van dit onderwerp aanzienlijk uitgebreid en geactualiseerd en werden de contacten met de diverse instituten werkzaam op dit specifieke terrein geïntensiveerd.
De volledige collectie ikonen is vervolgens digitaal vastgelegd en nader beschreven.
Deze gegevens zijn weer gedeeltelijk verwerkt in een eerste bestandscatalogus die op 30 november officieel werd gepresenteerd en tijdens een plechtigheid in de kapel van de abdij ‘Maria Refugie’, waarin het museum gedeeltelijk is gehuisvest, aangeboden aan mgr. dr. J. F. Lescrauwaet.

Het zijn stappen die het nieuwe beleid van het museum zichtbaar maken, stappen die ook zullen leiden naar een nieuwe, veel uitgebreidere website van het museum, die in het voorjaar 2003 gerealiseerd zal zijn. Vanachter uw computer kunt U dan de gehele collectie raadplegen.

Ervaren

Moeder Gods van Zeven Smarten (Semistrelnaja), Rusland, 19e eeuw

Moeder Gods van Zeven Smarten (Semistrelnaja), Rusland, 19e eeuw

Maar ikonen dienen ervaren te worden. De bezoeker dient oog in oog te kunnen staan met deze sleutelgaten op de hemel. En daar wringt nog de schoen. Zeker u kunt de in de catalogus beschreven ikonen gedurende de periode van 30 november 2002 tot 2 maart 2003 op zaal in het museum aanschouwen, maar daarna zijn zij weer gedoemd tijdelijk in het depôt te verdwijnen. Een zeer te betreuren situatie.

Maar ook hiervoor wordt naar een oplossing gezocht. Het Museum voor Religieuze Kunst heeft grootse bouwplannen. Prof. Cees Dam is tezamen met landschapsarchitect Peter Lubbers benoemd om een nieuwbouwplan, passend in de historische omgeving en in harmonie met de bestaande monumentale abdij, te ontwerpen.
Speciale aandacht zal daarbij geschonken worden aan een ruimte waarin de verzameling ikonen permanent getoond kan worden. En ook daarbij zal gelet worden op de wisselwerking tussen Oost en West.

Maria als Moeder van Smarten, noordelijk deel van het Hertogdom Brabant, ca. 1520

Maria als Moeder van Smarten, noordelijk deel van het Hertogdom Brabant, ca. 1520

Het levert een prachtig spanningsveld op om bijvoorbeeld de diverse typen van de Moeder Gods uit de Byzantijnse traditie te vergelijken met de talrijke Onze Lieve Vrouwkes uit het Avondland. De Kazanskaja (afbeelding 2) versus de Udense O.L.Vrouw ter Linde, of de Feodorovskaja (afbeelding 3) tegenover bijvoorbeeld een devotieprent van O.L. Vrouw van Den Bosch.
En wat gebeurt er als je een Russische Semistrelnaja (Afb. 4) naast een laat-middeleeuwse Maria van Zeven Smarten (afbeelding 5) uit een birgittijns milieu plaatst?
In de uitvoerige en zeer rijk geïllustreerde catalogus zijn hiervoor de eerste vingeroefeningen gedaan.

Centraal staan daarbij natuurlijk de ikonen en hun beschrijving. Maar hier en daar is een klein zijsprongetje gemaakt. Dit alles evenwel zonder commentaar. De afbeeldingen moeten voor zich spreken. Niet altijd is dat direct herkenbaar en mogelijk zijn de vergelijkingen wat cryptisch.

Geboorte van Christus, Rusland, Pskov, ca. 1550

Geboorte van Christus, Rusland, Pskov, ca. 1550

Als de geboorte van Christus op een ikoon uit Pskov van omstreeks 1550 (Afb. 6) naast een afbeelding geplaatst wordt van de ‘Aanbidding door de Drie Koningen’ door Pieter Coecke van Aelst omstreeks 1520 geschilderd (Afb. 7), zal dat weinigen verwonderen. Beide onderwerpen hangen nauw samen met het kerstgebeuren. In een oogopslag zijn wel meteen de verschillen en de mogelijke verschillen zichtbaar. Een feest van evenveel herkenning als van verbazing.

Hetzelfde doet zich voor als de strenge, frontaal gerichte heilige Nicolaas, de grote wonderdoener uit de Russische traditie, geconfronteerd wordt met de kindervriend uit het westen, in het bijzonder met de Nederlandse Sint Nicolaas met aan zijn voeten een ton met de drie gepekelde studenten.

Aanbidding door de Drie Koningen, Pieter Coecke van Aelst, ca. 1520

Aanbidding door de Drie Koningen, Pieter Coecke van Aelst, ca. 1520

Minder voor de hand liggend lijkt het om naast elkaar de Bogoljubskaja en het paneel van Fulco, de stichter van de abdij van Berne, te plaatsen. En toch vertellen zij nagenoeg een zelfde soort verhaal. Beiden, ikoon en paneel, hebben als onderwerp een Maria-legende.
De Bogoljubskaja vertelt het legendarische verhaal van vorst Vladimir die in 1157 een verschijning kreeg en hierna een kerk en klooster liet bouwen, de verschijning in 1131 aan
Fulco resulteerde eveneens in een kloosterstichting. Beide kloosterstichtingen betekenden een krachtige impuls voor het culturele en religieuze leven in respectievelijk Rusland en
Nederland.

Triptiek, de boodschap aan de Moeder Gods, de Aartsengel Michaël en de Moeder Gods van Kostroma, Rusland, midden 18e eeuw

Triptiek, de boodschap aan de Moeder Gods, de Aartsengel Michaël en de Moeder Gods van Kostroma, Rusland, midden 18e eeuw

En dan zijn er nog ikonografische thema’s als ‘De Boodschap aan de Moeder Gods’, in het Westen geduid met ‘Annunciatie’. Hoe verhouden zij zich tot elkaar? Hoe groot is de invloed van de Akathistoshymne, de lofzang van de Orthodoxe Kerk op de Moeder Gods bijvoorbeeld op de verbeelding van dit thema in het Westen? Op de tentoonstelling worden zij naast elkaar getoond: de gestileerde achtiende eeuwse Boodschap aan de Moeder Gods, deel uitmakend van een klein Russisch reistriptiekje (Afb. 8) naast een wel erg zoete verbeelding van de ‘Annunciatie’ door de Italiaanse schilder G.B. Salvi, genaamd Sasso Ferrata, uit het midden van de zeventiende eeuw. Op dit zelfde drieluikje is ook de aartsengel Michaël, de Archistrateeg te zien. Hij voert daarop zijn Apocalyptische opdracht uit, drijft de duivel de poel des verderf in waarin ook de zondige stad Babylon verzinkt. De afbeelding suggereert een en al dynamiek binnen een strak gecomponeerd schema. Verstilde waardigheid daarentegen kenmerkt evenwel de Michaël omstreeks 1470 door de Meester van Koudewater gesneden. Extremen raken elkaar hier aan zonder in conflict te komen.

Feestdagen en heiligen

De heilige Zenobia, Griekenland, ca. 1650

De heilige Zenobia, Griekenland, ca. 1650

En dan zijn er nog de feestdagen en de heiligen. De Griekse martelares Zenobia (Afb. 9) is bij ons nauwelijks bekend en Joannes de Voorloper, in het westen vooral met de Doper aangeduid, kent bij ons ‘slechts’ twee feestdagen. De Oosterse kerk eert hem, de grootste onder de profeten met maar liefst zes feestdagen, waaronder de ‘Doop in de Jordaan’, een van de twaalf belangrijkste feesten van de Orthodoxe Kerk. Dit feest, de Godsopenbaring des Heren’ wordt op 6 januari gevierd. Het westen daarentegen viert dan Driekoningen.
Een ander belangrijk feest van de Orthodoxe Kerk, het ‘Ontslapen van de Moeder Gods’, valt op dezelfde dag, op 15 augustus, wanneer de Westerse Kerk het feest van Maria Ten Hemel-opneming herdenkt. Het zijn kleine accentverschillen die in de catalogus en op de tentoonstelling nader belicht worden.
Ook de functie van de ikonen, hun geschiedenis en iconografie komen uitvoerig ter sprake. Prof. Dr. B. Groen, zojuist benoemd aan de universiteit van Graz, staat hierbij uitvoerig stil in een inleidend artikel.

In totaal worden 160 ikonen beschreven en in fullcolour afgebeeld. Zestig daarvan krijgen speciale aandacht en worden nader geanalyseerd waarbij de wisselwerking tussen oost en west niet uit het oog wordt verloren. Vragen als hoe staat het Mandylion tegenover de doek van Veronica, waarom in het oosten te spreken van Joannes de Theoloog en in het westen Joannes de Evangelist, komen telkens op een speelse wijze bovendrijven.
Daarnaast is in de catalogus een literatuur-lijst opgenomen met de belangrijkste geraad-pleegde literatuur en is hij voorzien van een glossarium, waarin de meest voorkomende vreemde woorden worden verklaard.

Uitgebreide Deësis, Rusland ca. 1700

Uitgebreide Deësis, Rusland ca. 1700

Het is een rijk boek geworden, waarin op een verrassende wijze gespeeld wordt met ikonografische elementen uit oost en west. Het is een kritisch, bijna voorzichtig boek geworden waar het de datering en lokalisering van de diverse ikonen betreft. Menig deskundige heeft zich over deze specifieke problematiek gebogen, elke ikoon moest door verschillende handen en niet altijd was het oordeel unaniem. Bij twijfel werd altijd gekozen voor de jongste datering en kreeg het land van herkomst voorrang boven de veronderstelde regio of school. Nader onderzoek zal zeker nog tot verfijningen leiden of soms mogelijk aanleiding zijn om tot andere conclusies in datering en lokalisering te komen.

Maar bovenal hebben de samenstellers getracht een inzicht te geven in de wereld van de ikonen zoals die zich manifesteert binnen de collectie van het Museum voor Religieuze Kunst. Een rijke collectie, nog niet altijd in evenwicht, met hiaten die nog opgevuld moet worden, maar wel een verzameling die nu al een goed beeld geeft van de vaak even mystieke als kleurrijke beeldtaal van de Orthodoxe Kerk. En natuurlijk is daarbij, naast de Christus Pantocrator, de Moeder Gods als belangrijkste middelaarster het stralende middelpunt. (Afb. 10).

Leon C.B.M. van Liebergen
– Conservator-directeur Museum voor Religieuze Kunst

661