Over nieuwe en oude ikonen
Een keizerlijk klooster in Syrië
Mat Immerzeel
Syrië is een prachtig land, met vriendelijke mensen en een rijk cultuurhistorisch verleden. Ook het christendom, dat hier van oudsher vertegenwoordigd is geweest en nog altijd springlevend is, heeft er indrukwekkende sporen nagelaten. Een gevaar voor de vaak eeuwenoude ikonen, wandschilderingen, manuscripten en andere voorwerpen is evenwel niet dat de lokale christenen een minderheid vormen in het overwegend islamitische Syrië. De grootste bedreiging voor hun voortbestaan is de onvermijdelijke aftakeling die inherent is aan de vaak hoge leeftijd van deze kunst-schatten. Het spreekt dan ook vanzelf dat de Syriërs op zoek zijn naar pasklare oplossingen om dit probleem te lijf te gaan, en zij aanvaarden graag alle hulp van buiten die zij kunnen krijgen.
Nederland levert sinds enige jaren een bijdrage aan het behoud van het Syrische christelijke patrimonium. In 1996 ging het project Syrian-Netherlands Cooperation for the Study of Art in Syria (SYNCAS) van start, dat werd gefinancierd door het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken in het kader van de ontwikkelingssamenwerking tussen beide landen. SYNCAS vormt het kader waarbinnen de Universiteit Leiden met plaatselijke instanties – de Syrische oudheidkundige dienst, de Universiteit van Damascus en diverse kerkgenootschappen – werkt aan het behoud van het artistieke erfgoed. Onlangs werden in de Grieks-katholieke kapel van de Profeet Elias bij het dorpje Ma’arrat-Saydnaya wandschilde-ringen uit de elfde-twaalfde eeuw gerestaureerd. Nog ambitieuzer zijn de activiteiten die in samenwerking met het Grieks-orthodoxe Patriarchaat zijn ontwikkeld in het Klooster van Saydnaya, zo’n 40 kilometer ten noorden van Damascus. Dit herbergt de grootste collectie ikonen van het land, en vele stukken zijn aan een restauratiebeurt toe.
Een vernieuwd klooster
Het momenteel door nonnen bewoonde klooster is gebouwd op een rots aan de oostkant van het gebergte dat de hoogvlakten van Syrië scheidt van de Libanese kuststrook. Het complex torent hoog uit boven de kale betonnen huizen van het dorp Saydnaya (foto boven), maar ondanks de triest ogenende bebouwing mag de omgeving schitterend worden genoemd. De traditie wil, dat het klooster in de zesde eeuw is gesticht door Keizer Justinianus. Er is evenwel niets dat deze legendarische stichting zou kunnen bevestigen. Het bouwwerk is in de afgelopen eeuwen grotendeels vernieuwd; sommige gebouwen zijn ouder, maar pas na goed zoeken vindt men structuren die een aanzienlijk hogere leeftijd hebben, zij het dat deze zeker niet teruggaan tot in de zesde eeuw. Zo zijn enkele onderdelen van de kerk en de aangrenzende kapel welke is gewijd aan de Heilige Maagd middeleeuws. Onlangs werd een fragment van een wandschildering aangetroffen op een muur van de ruimte die toegang geeft tot de kapel, een engel voorstellend, waarvoor een datering in de Middeleeuwen eveneens aannemelijk is.
Het klooster is vooral beroemd vanwege een miraculeuze ikoon van Maria en het Kind, die naar men gelooft nog door Lucas zelf geschilderd zou zijn. Mede vanwege deze ikoon is het klooster een van de belangrijkste pelgrims-plaatsen in het Midden-Oosten, alhoewel bezoekers de ikoon niet te zien krijgen. Volgens de traditie zou de afgebeelde Maria ooit ge•ncarneerd zijn op het moment dat de ikoon zich na een diefstal in de schuilplaats van de dief bevond. De man schrok zo, dat hij zijn buit spontaan terugbracht. De oudste verwijzingen naar van de vleeswording in het Latijn en het Arabisch dateren uit omstreeks 1180. Als wij de veertiende-eeuwse bezoeker Sir John Mandeville moeten geloven, was er in zijn tijd al vrijwel niets meer te zien van de voorstelling. Henry Maundrell, die het klooster in 1697 bezocht, vermeldde dat de ikoon goed was opgeborgen. Beide reizigers geven ons evenwel informatie over de wonderlijke werking van de ikoon. Ook laten zij niet onvermeld dat het klooster destijds door monniken zowel als nonnen werd bevolkt.
De talrijke overige ikonen zijn gelukkig wel te zien, al moet de bezoeker wel op een teleurstelling zijn voorbereid. De exemplaren in de – op zich al sombere – al-‘Adra kapel zijn zo zwart geworden door roetaanslag, dat er nauwelijks details zijn te onderscheiden.
Een uitzondering vormt de schitterende Deësis, welke enige jaren geleden is gereinigd door Vader Antoine Lammens.
De ikonen in de kerk hebben minder van het liturgische gebruik te lijden gehad. Hier vindt men enige tientallen exemplaren, voornamelijk van regionale herkomst. Schilders uit Jeruzalem zijn ruimschoots vertegenwoordigd, waarbij het door Isa al-Qudsi gesigneerde proskynetarion uit de achttiende eeuw uitspringt. Het oudste stuk, waarschijnlijk ook van heel Syrië, is een ikoon van de Heilige Nicolaas, waarvoor een datering in de zestiende eeuw is aangenomen.
Tientallen ikonen waren tot voor kort opgeslagen in een gebouw dat dienst deed als tentoonstellingsruimte voor allerlei giften aan het klooster, een bonte verzameling van nieuwe en oude objecten, zoals een muntencollectie, buitenlandse bankbiljetten en postzegels, opgezette dieren, en curiosa, zoals een niet al te recente telefooncentrale en een asbak uit een Londense pub. Tussen deze voorwerpen vindt men dan een groot aantal ikonen uit Rusland, Griekenland en de regio, alsmede oude manuscripten en een ikonostasis uit de eerste helft van de negentiende eeuw.
Leren en restaureren
Het idee om de kloostercollectie op verantwoorde wijze op orde te brengen is afkomstig van Elias Zayat. In zijn persoon zijn vele kwaliteiten verenigd: hij is restaurator van ikonen, kunstschilder, voormalig docent aan de Universiteit van Damascus, deelnemer aan het SYNCAS-project namens de Syrische counterparts en een vooraanstaand lid van de Damasceense Grieks-orthodoxe gemeenschap.
Aanvankelijk stonden de nonnen wantrouwig tegenover zijn voorstel om samen met een Nederlands team de ikonencollectie aan te pakken, maar na een aantal beleefdheidsbezoeken was het ijs gebroken. In 1998 streken de Leidse specialisten met patriarchale toestemming voor de eerste campagne in het klooster neer. Nu zijn de leden van de vaste projectstaf geen restauratie-specialisten. Voor het eigenlijke conserveringswerk werd dan ook gezocht naar een restauratiedeskundige die goed was ingewerkt in de Grieks-orthodoxe schildertraditie, en die ook letterlijk en figuurlijk thuis was in het Midden-Oosten. Uiteindelijk werd de Grieks-Nederlandse restauratrice Kalli Tsitsiloni aangetrokken. Zij verricht haar werk op freelance basis, en wordt bij elke campagne geassisteerd door het staflid Luitgard Mols, arabiste en van huis uit specialiste op het gebied van islamitische kunst. Minimaal tweemaal per jaar trekken zij enige weken bij de nonnen in. Zij werken dan met een vast groepje nonnen, dat aanvankelijk niets van restaureren afwist, maar dat nu stap voor stap in dit vak wordt ingewijd. Zo leerden zij hoe met het nodige geduld het oppervlak van vervuilde ikonen gereinigd moest worden.
Na elke campagne, tijdens welke de aandacht geheel op slechts enkele ikonen wordt geconcentreerd, krijgen zij ‘huiswerk’: de nonnen kunnen dan zelfstandig doorwerken, hierbij door Zayat van deskundige begeleiding en adviezen voorzien. Het werk beperkt zich niet tot restauratie. De ikonen moeten ook worden gedocumenteerd en geïnventariseerd, en met het oog hierop leren de nonnen hoe zij moeten beschrijven en fotograferen. Uiteindelijk wacht hun een belangrijke taak als schatbewaarsters van het klooster, die niet al-leen de verantwoordelijkheid voor het collectiebeheer dragen, maar die boven alles hun opgedane kennis zullen moeten delen met hun zusters. Het gaat per slot van zake om een project dat oorspronkelijk is opgezet in het kader van ontwikkelingssamenwerking, en derhalve wordt er naar gestreefd dat het klooster zichzelf op dit gebied zal kunnen bedruipen. Met het oog hierop is inmiddels met Nederlandse steun begonnen met het inrichten van een restauratie-atelier annex documentatiecentrum.
Een tehuis voor ikonen
De inrichting van de als expositieruimten bedoelde zalen voldeed niet aan de eisen die men heden ten dage hieraan stelt. Oude objecten en moderne trivia stonden hier kris-kras door elkaar, en lekkage zorgde ervoor dat de omstandigheden eerder bedreigend dan beschermend waren. Men moet zich realiseren dat alle voorwerpen een zekere waarde voor de bewoonsters van het klooster vertegenwoordigen, maar gezien vanuit het oogpunt van kunsthistorici en conserveringsdeskundigen was het onvermijdelijk de oude van de moderne te scheiden. Een eeuwenoude ikoon of een manuscript vereist nu eenmaal meer zorg dan een gedrukte voorstelling van een heilige of objecten van niet-organisch materiaal.
In een van de zalen was tot voor kort sprake van een hoge vochtigheidsgraad, omdat de erboven gelegen badkamer voor lekkage zorgde. Voor de ikonen in deze ruimte betekende dit een reëel gevaar. Door te wijzen op dit soort probleemsituaties slaagde het team er in de nonnen ervan te overtuigen dat er snel moest worden ingegrepen. In het najaar van 1999 werd in overleg met de nonnen en de aan het klooster verbonden ingenieur Antoine Abiad een renovatieplan opgesteld, waarmee aan de slag kon worden gegaan. Syriërs hebben de reputatie dat zij niet graag zaken lang laten liggen. Er moest hier een echt museum komen, en meteen werden de mouwen opgestroopt (niet die van de nonnen, want zij laten het zware werk aan Antoine Abiad en zijn mannen over). Inmiddels is het lekken gestopt en heeft men de vloeren en muren deels vernieuwd. De volgende stap is het installeren van nieuwe lichtpunten en het afsluiten van de ramen op het oosten en zuiden, om al te grote temperatuurschommelingen veroorzaakt door het zonlicht tegen te gaan.
De ikonen zullen uiteindelijk verhuizen naar een speciale ikonenzaal die een veilig tehuis voor deze kwetsbare schatten zal zijn, terwijl de meer solide stenen en metalen objecten zullen worden opgeslagen in de kamers die nog hun in jaren opgebouwde voch-tigheid moeten uitdam-pen. Er komen nieuwe vi-trines, dit ter aanvulling op de bestaande die nog goed bruikbaar bleken te zijn, er zal object-vriende-lijke verlichting worden aangebracht, en er komt informatie voor de vele binnen- en buitenlandse bezoekers van het klooster.
En de toekomst?
Naar verwachting zullen de belangrijkste werkzaamheden over drie jaar zijn afgerond, al is men dan nog niet echt klaar. Het beheer van een kostbare ikonencollectie vereist konstante aandacht, maar dat zal dan hoofdzakelijk de zorg van de nonnen zijn. Of het Leidse team dan overbodig wordt? Het antwoord op deze vraag is ontkennend. De docenten van nu zullen de adviseurs van de toekomst zijn, en inmiddels zijn er ook plannen om de ikonen van Saydnaya in een ook voor het brede publiek toegankelijk boek te publiceren. Bovendien wachten nog honderden andere ikonen in Syrië op een gedegen aanpak. Dit cultureel zo rijke land verdient het om ook op het gebied van de orthodoxe artistieke traditie op de agenda te worden gezet, en het plezier waarmee Syriërs n Nederlanders gezamenlijk aan deze materie werken belooft veel goeds voor de toekomst.
Er is evenwel een probleem: door de veranderde politiek van Nederland op het gebied van ontwikkelingssamenwerking komt Syrië nu niet meer voor op de lijst van de te begunstigen landen. Als gevolg hiervan is de Universiteit Leiden nu naarstig op zoek naar financiële middelen om de broodnodige werkzaamheden te kunnen voortzetten. Ook voor lopende werkzaamheden in Egypte, waaronder het oprichten van aan kerken en kloosters verbonden musea, het opleiden van het hiervoor verantwoordelijke personeel en de restauratie van wandschilderingen, is extern geld nodig.
Onlangs besloot de universiteit over te gaan tot de oprichting van het Paul van Moorsel Centrum voor Christelijke Kunst en Cultuur in het Midden-Oosten, genoemd naar de hoogleraar die zich een groot deel van zijn leven voor het behoud van de christelijke kunst in het Midden-Oosten heeft ingezet, en die helaas in 1999 is overleden. Dit centrum is de instantie die zich op de fondswerving richt en die verantwoordelijk zal zijn voor de uitvoering van het werk. Op dit moment is met name het eerste punt van belang. Voor wat betreft de uitbouw van het SYNCAS-programma zoekt het centrum naar geld in Nederland en Syrië, waarbij de nodige creativiteit aan de dag wordt gelegd. Niet alleen worden sponsors en donateurs benaderd, ook is een adoptieplan voor ikonen in voorbereiding. Belangstellenden kunnen dan voor een zeker bedrag een ikoon adopteren, die dankzij hun bijdrage kan worden gerestaureerd. Natuurlijk zal de gulle gever persoonlijk op de hoogte worden gehouden van de voortgang van de werkzaamheden. Op deze wijze hopen wij een speciale band te scheppen tussen het ge•nteresseerde Nederlandse publiek en de beheerders van de collecties. Zij mogen immers best weten dat de belangstelling en liefde voor hun kunst zich niet beperkt tot een paar specialisten uit Leiden, maar dat er ook in hun thuisland steun voor alle inspanningen bestaat.
Medewerkers: dr. Mat Immerzeel, dr. Karel InnemŽe, drs. Luitgard Mols, Kalli Tsitsiloni
Postadres: Studierichting TCNO – postbus 9515 – 2300 RA Leiden
Telefoon/fax: 071 5272945 E-mail: NEART@LET.LEIDENUNIV.NL
Regelmatig verschijnt ÔEssays on Christian ArtÕ – elk nummer kost Ä 25,-. Onlangs verscheen nummer 3. Er kan besteld worden door overmaking van de kosten, opgave van naam en adres van besteller en opgave van de bestelling. Postgironummer is 838320 tnv M. Immerzeel – Leiden.