Een bijzondere feestdagikoon

Een bijzondere feestdagikoon

Artikel over een ikoon met feesten tussen Pasen en Pinksteren

Ferenc Tóth – Galerie Tóth, Amsterdam

Op de foto bij deze rubriek ziet u een aparte Russische ikoon uit de tweede helft van de 18e eeuw – een ikoon uit de school van Palech. Het bijzondere aan deze feestdagenikoon is dat er een gedeelte van het liturgische jaar staat afgebeeld, namelijk de periode van Pasen tot Pinksteren. Dit in tegenstelling tot de ‘traditionele’ feestdagenikonen, waarop de grote kerkelijke feesten rondom het Paasfeest worden weergegeven.

Het centrale middenbeeld toont de Beschermengel die de ‘Onschuldige Kinderen’ begeleidt, die door Herodes in de omstreken van Bethlehem zijn vermoord. Dit naar aanleiding van de Drie Wijzen die vroegen naar ‘de Nieuwgeboren Koning der Joden’. Rondom staan profeten, apostelen, koningen- en koninginnen, bisschoppen, martelaren- en martelaressen, monniken en asceten die allen naar de Beschermengel gericht zijn. Boven de Beschermengel staat de Hetoimasia. Dit is het symbool voor de troon die reeds is klaargemaakt voor de terugkeer van de Heer – als rechter – op het einde der dagen. Het boek zal een hulp voor Hem zijn waarin alle daden van de mensheid geregistreerd zijn. De engelen hebben de Hetoimasia bereid en bewaken deze ook. Bovenin bevindt zich de Heilige Triniteit, Vader – Zoon – Heilige Geest, gesymboliseerd als de drie engelen die bij Abraham op bezoek kwamen (zie Genesis.) Het Allerheiligenfeest, zoals het centrale middenbeeld genoemd wordt, sluit de periode van Pinksteren af en wordt gevierd op de eerste zondag na Pinksteren. Op deze dag worden verscheidene heiligen vereerd en het feest is voor de gelo-vige een herinnering en ondersteuning voor wat heiligheid betekent. Heiligheid is immers de Vrucht van de Geest. Het is daarom zo toepasselijk dat dit feest na Pinksteren wordt gevierd.

Rondom het centrale middenbeeld staan de litugische feesten – behalve de Opwekking van Lazarus en Intocht in Jeruzalem – van de vijftig dagen van Pasen tot Pinksteren. Deze periode wordt de ‘Pentekoste’ (Grieks voor Pinksteren) genoemd, omdat Pinksteren het middelpunt van deze periode is. De hele periode bestaat uit een feest van 50 dagen, de vredige Quinquagesima. De algehele vroomheid van de gelovige richt zich op de beleving van de mystieke Opstanding, de Hemelvaart en de Uitstorting van de Heilige Geest. De centrale gedachtengang van deze periode is de Opstanding van Christus, die van ons Burgers des Hemel en Hemelse Mensen heeft gemaakt. In de liturgie leest men in de periode van Pasen tot Pinksteren het Evangelie van Johannes en de Handelingen van de Apostelen.

paastoth

De ikoon lezen we van links naar rechts en van boven naar beneden. De feestdagen op deze ikoon zijn: Op de bovenste rij: De Opwekking van Lazarus – De Intocht in Jeruzalem – De Anastasis – De Ongelovige Thomas. Op de tweede rij: De Mirredragende vrouwen bij het graf – De genezing van een verlamde. De derde rij: De twaalfjarige Christus in de Tempel – De ontmoeting met de Samaritaanse vrouw bij de bron. En de onderste rij: De genezing van een blinde – De Hemelvaart van Christus – Het eerste oecumenisch concilie – De Uitstorting van de Heilige Geest.

De genezing van een verlamde

We zullen kort aandacht besteden aan drie van de bijzondere voorstellingen. De genezing van een verlamde is een van de vele wonderen verricht door Christus. Het wonder betekent een zekere vorm van dialoog tussen God en mens, de brug, die Gods handelen duidelijk maakt. Het hier afgebeelde wonder wordt uitvoerig beschreven in de evangelien Mattheus 9: l – 8, Marcus 2: 1 – 12 en Lucas 5: 17 – 26 en wordt gevierd op de vierde zondag na Pasen.

De ontmoeting van Christus met de Samaritaanse vrouw bij de bron

Het gesprek van Christus en de Samaritaanse vrouw wordt beschreven in het evangelie van Johannes, Joh. 4: 1 -26. Christus verliet met zijn leerlingen Judea en ging terug naar Galilea. Vermoeid door zijn tocht door Samaria bleef Christus in Sichar bij de Jakobsbronnen uitrusten. Aan een Samaritaanse vronw die er water kwam putten vroeg Christus: ’Geef mij te drinken’. Zij antwoordde verwonderd:’Hoe kunt Gij als Jood mij, een Samaritaanse, om water vragen?’ Immers, Joden gingen niet om met Samaritanen. Christus zei haar vervolgens:’Zo ge de gave Gods verstond, en wie het is die die u vraagt ‘Geef mij te drinken’, dan zou gij het Hem hebben gevraagd, en Hij zou u levend water hebben gegeven.’ De vrouw antwoordde Hem: ’Heer, Gij hebt niet eens een emmer, en de put is diep, waar haalt Gij dan het levende water vandaan?’, waarop Christus zei:’Wie van dit water drinkt, krijgt weer dorst. Maar wie drinkt van het water dat ik hem zal geven, zal nooit meer dorst hebben, integendeel, het water, dat ik hem zal geven, zal een bron in hem worden van water dat opborrelt ten eeuwigen leven.’ Het beeld van het Water des Levens is een heenwijzing naar het sacrament van de Doop. Deze feestdag wordt gevierd op de vijfde zondag na Pasen.

Het eerste oecumenisch concilie

Het eerste oecumenisch concilie van Nicea werd gehouden in het jaar 325. De priester Arius uit de Alexandrijnse kerk leert dat de drieeenheid niet bestaat omdat Christus niet waarlijk God is van alle eeuwigheid. Hij ondervindt veel tegenstand in Alexandrie en zoekt steun in Antochie en vindt die daar. Keizer Constantijn die bezorgd raakt over de eenheid in zijn rijk, komt tussenbeiden en laat een concilie bijeenroepen. Tijdens dit concilie wordt de leer van Arius verworpen; het wordt tot ketterij verklaard. Er wordt een Credo opgesteld dat Christus geen halfgod is of een superieur schepsel, maar waarin beleden wordt dat de Zoon en de Geest een in wezen zijn met de Vader. Het concilie bevestigt de Drie Eenheid van God en de Godheid van de Zoon. Keizer Constantijn is centraal op de troon afgebeeld. Hij zit het concilie voor en is omringd door bisschoppen die allen een aureool hebben. Priester Arius staat rechts afgebeeld met zijn volgelingen; zij dragen geen aureool.

De feestdag van dit concilie wordt gevierd op 29 mei, maar ook op de zondag na de Hemelvaart van Christus. Dit om in herinne-ring te roepen dat Hij, Christus die ten hemel gevaren is, het mensgewordene Woord God is, geheel Mens en wezensgelijk Woord des Vader is.

247