Overeenkomsten tussen Tao, zen, vedanta en ikonen.
Kees van Veen en Rob van Kleef
Een jaar geleden werd op de Duitse televisie een documentaire uitgezonden over Carlfried Graf von Dürckheim, de Duitse meditatieleraar. In dat beeldverslag waren opnamen van een Zuid- Duits centrum waar mensen het schilderen van ikonen afwisselden met zitten op een kussen en lopen in een vierkant: zen en christendom bijeen.
Ons blad geeft graag aandacht aan de universele onderstroom die aan ikonen ten grondslag ligt: symbolen en levenswijsheid die in verschillende religies en wijsheids-stelsels voorkomen. Ikonen tonen ook sporen van ‘oosters’ denken en geloven – tao, zen, vedanta – religies: meditatiesystemen en filosofieën die allemaal hun eigen eigen doelen formuleerden en hun eigen beeldtaal gebruiken. Kennelijk zijn elementen eruit verwant aan, of te gebruiken samen met de ikonen van de Byzantijnse kerk.
Dit verhaal is ontstaan uit gezamenlijk filosoferen van bovenvermelde auteurs over die overeenkomsten en verwantschappen.
Wij weten dat ikonen zijn ontstaan in Byzantium, en dus feitelijk niet ‘uit het oosten’ komen. Wat is trouwens het oosten? Het hangt er toch op z’n minst van af waar je jezelf bevindt. In ons blad gebruiken we in plaats van het ‘oosters’ christendom, dan ook meestal het woord Byzantijns, al weten we dat ook dat woord de lading niet dekt.
Waar begint oost en eindigt west? Die vraag kan men zich ook stellen ten aanzien van onze huidige leefwijze. Steeds meer dringen oosterse invloeden door in velerlei aspecten van onze samenleving. Jaren geleden kregen we de tip dat er een ikoon van Boeddha in het bezit moest zijn van een Orthodox klooster in Noord Amerika. We schreven en kregen uiteraard de kous op de kop: want zoiets hoort niet te bestaan. Wie echter weet dat Jeltsin ook op ikonen is afgebeeld, en dat er streken zijn waar het boeddhisme en het christendom elkaar raken, kan er rustig van uitgaan dat ook die Boeddha-ikoon bestaat. Daaruit mogen we concluderen dat het onvermijdelijk is dat verschillende filosofische en religieuze systemen elkaar hebben beïnvloed, en dat sporen daarvan terug te vinden zijn in ikonen.
Anders benaderen
Als wij de ikoon van Joris en de draak bekijken, zien wij dat Joris te paard zit en de draak met een lans bewerkt. Op het oog een strijd van goed (Joris, het paard) tegen kwaad (de draak).
Valt zo’n ikoon ook nog anders te begrijpen? Wordt bijvoorbeeld die draak wel echt gedood – het kwaad echt vernietigd? Op de ikoon komt er geen bloed aan te pas – de draak lijkt te worden vastgepind op de aarde. Je zou zelfs kunnen veronderstellen dat de draak helemaal niet dood hoeft, maar in de hand moet worden gehouden zodat deze zijn kwade werk niet onbeperkt kan voortzetten. Dus moet er ‘een stokje voor gestoken worden’. De draak moet worden beheerst, en daar houden Joris en zijn paard zich mee bezig. Maar als Joris niet de baas is over het het witte paard kan het hem danig dwarszitten. Joris moet dus zowel het goed als het kwaad in de hand houden. De lans en de teugels zijn de hulpmiddelen die Joris in staat stellen om in het zadel te blijven.
Binnen het taoïsme zou de bovenstaande interpretatie wellicht aanvaardbaar zijn. Immers, de aanhangers van deze leefwijze gaan er van uit dat goed (yang) en kwaad (yin) onverbrekelijk met elkaar verbonden zijn en elkaar oproepen.
Kwaad uitroeien is een onmogelijkheid zolang er goed bestaat. De mens dient zowel het goede als het kwade in zich zelf te erkennen en te leren om die beiden te aanvaarden en beheersen. Slechts uit het leren spelen van het spel van de dualiteit komt het ware inzicht voort. Aan het eind van het spel komt de geest weer in zichzelf tot rust en is hij weer die hij altijd was. Eén en onverdeeld.
Gelijksoortige benaderingen worden door steeds meer mensen in het westen onderzocht en toegepast. Dat levert een houding op waarbij mensen proberen een beetje afstand te nemen van zowel de kwade als de goede dingen. Ze kijken er naar, vragen zich af welke betekenis het voor ze kan hebben. Ze kiezen daarbij niet zo snel voor goed of kwaad, maar proberen met beide zo goed mogelijk om te gaan. Zo krijgt zelfs kwaad zijn goede kanten en andersom. Kwaad wordt soms zelfs beschouwd als de onmisbare aanjager van het proces van bewustwording, dat voordurende groei en beweging veronderstelt. Als een mens in het kwade of in het goede gefixeerd raakt, betekent dat stilstand, wat blokkades tot gevolg heeft. In deze visie is de draak die door Joris bestreden moet worden de stilstand. Als voorbeeld kan men denken aan een gemeenschap waarbinnen alleen het goede heerst. Het is voorstelbaar dat men daar op een zeker moment indut, of dat men de impuls mist die kan leiden tot verandering of tot een ‘quantum-sprong’ naar een hoger bewustzijn. Eenzijdig streven naar het goede, zonder oog te hebben voor de schaduwkanten, wordt dan ook in sommige kringen het ‘streven naar vals licht’ genoemd. Ook vele westerse mystici kwamen pas tot het goddelijk licht, nadat zij eerst door de donkere nacht waren gegaan – als door een ‘wolk van niet weten’.
Uit het voorgaande blijkt dat het mogelijk is om andere duidingen te geven aan geluk en lijden, dan ze te verbinden aan goed en kwaad. In het oosten is dat grondslag geworden van verschillende religieuze systemen – binnen het westerse christendom werd er in kringen van mystici niet anders over gedacht.
Ver-een-igen
Verschilt de Aziatische van de Europese mens in zijn visie en levensbeschouwing? Deze vraag levert altijd onnauwkeurige en generaliserende antwoorden op. Dat erkennend kun je stellen dat men binnen Aziatische geestelijke stromingen geïnteresseerd is in ver-een-igen, in de zin van het zich een maken met God, de Goden, de ander, of een object. Het westen heeft zich altijd vooral bezig gehouden met onderscheidend denken en discussiëren. Daarbij hoort het maken van keuzes en minder het ‘laten komen zoals het komt’.
Gaf de westerse kerk veelal een exacte route aan die belopen moest worden om de mens op een hoger plan te brengen, het oosten gaat er meestal van uit dat elk mens de waarheid zelf zal moeten vinden. Datgene wat zich aan een mens voordoet, heeft daarbij een bedoeling, die alleen voor hem of haar duidelijk kan worden, en waarmee hij in het reine dient te komen.
Joseph Campbell geeft in het boek Mythen en Bewustzijn aan, dat met het wegzenden uit het Paradijs – dat staat voor het eenheidsbewustzijn – een situatie van tweeheid, van verdeeldheid ontstaan is. En dat elk mens in zijn diepste wezen op zoek is naar de eenheid waaruit hij ‘verdreven’ is. Hetty Draaijer* vertelt dat de naam Adam in het Sanskriet betekent: ‘de Ene, de eenheid, één waarvan geen tweede is’. Het duidt op die staat van het bewustzijn waar geen dualisme is, geen scheiding van het geheel of van God. Het paradijsverhaal is het verhaal van een mens die uit zijn totaliteit valt, uit zijn één zijn. Het is de mens die niet meer één is met de grote kosmische bron van licht, die God is. Die zich niet meer één voelt met het heelal via zijn open huid. Ook teksten in het Thomasevangelie wijzen er meermaals op dat het er omgaat om ‘Van Twee Een te maken’.
Echte eenwording kan alleen bereikt worden als men volledig opgaat in datgene wat men aan het doen is. Maar, dan ook volledig: ikoonschilderen en luisteren naar muziek is alweer twee, en dus onvolledig… In de wereld van het oosten streeft men er naar om het eenheidsbesef ook praktisch toe te passen. Het verbaasde Japanse zen-monniken destijds dan ook hevig toen ze bij het bezoek aan een Nederlands Trappistenklooster het motto lazen: Bid en werk. Waarom twee?, vroegen ze zich af…
Vergoddelijken
Na de ikonenstrijd in de achtste eeuw ontstond een politieke en culturele scheiding tussen Oost en West. Het westen keerde zich tot de leer van Aristoteles, die de ontwikkeling van de natuurwetenschap en techniek mogelijk maakte, terwijl het oosten de ideeën van Plato volgde. Zijn kerngedachte was: het bestaan van twee ‘werelden’: die der volmaakte ideeën en onze ‘zichtbare’ wereld, die een onvolmaakte afspiegeling daarvan is. Vanuit die gedachtegang kon de ikonografie van het christelijke oosten zich ontwikkelen: alles komt vanuit een andere dimensie op de toeschouwer af. Vanuit deze oosterse denkwijze moet de mens primair zichzelf, en niet de maatschappij veranderen. Vergoddelijking en niet wereldverandering staat daarom voorop in de oosterse spiritualiteit. Als de mens weer zijn oorspronkelijk beeld kan terugvinden is het doel bereikt. De christelijke gelovige volgt hierin zijn Verlosser, Jezus Christus, die het mogelijk maakte de weg van de vergoddelijking in te slaan. Als de mens heilig wordt in navolging van ondermeer onze voorgangers die op de ikonen worden afgebeeld, dan veranderen maatschappij en wereld vanzelf ten goede.
Helen
Op ikonen worden heiligen afgebeeld, en de schilder wordt geacht over hun levensopvatting te mediteren. Maar zou u nou werkelijk zelf heilig willen zijn? Misschien wel als u weet dat heilig niets anders betekent dan ‘heel’, gezond en in harmonie. En volgens de Byzantijnse kerk – en zij niet alleen – is dat iets wat je in dit leven al kunt verwezenlijken. Overigens natuurlijk niet zonder moeite, maar wel haalbaar. Het Russisch heeft een bijzonder woord voor heilige, namelijk ‘prepodobnyj’, wat ‘zeergelijkend’ betekent. Zeer gelijkend op het oorspronkelijk beeld van God dat iedere mens bij de schepping door God gegeven is. Dat beeld is volgens de traditie door de zondeval verduisterd, maar niet verdwenen. De mens wordt dus wel degelijk aangespoord om zelfwerkzaam te zijn: de opdracht luidt om het oerbeeld terug te vinden, het beeld van de mens in God en vice versa. Iets van dat beeld wordt zichtbaar gemaakt als men op een meditatieve manier een ikoon schildert. In de ikoon breekt iets door van de eenheid en harmonie die elk begrip ten boven gaat.
Beschouwen en mediteren
Het is gebruikelijk om tijdens het ikoonschilderen te bidden. Kan men ook tijdens het schilderen mediteren?
Zen en andere oosterse meditatiemethoden hebben een volledig andere aanpak dan de meditaties zoals ze in de westerse kerk werden gehanteerd. In het westen was het gebruikelijk bij meditatie te ‘overwegen’. Pater Lassalle zegt in zijn boek ‘Zenonderricht’: ‘Als men over christelijke beschouwing of meditatie spreekt, denkt men gewoonlijk aan een soort beschouwend gebed, een tweegesprek met God, Christus of de heiligen, waaruit men lering trekt’…’
Op grond van het verschil tussen verstandelijke en intuïtieve kennis maakt Lassalle onderscheid tussen beschouwing en meditatie. Bij de beschouwing is vooral het denkende ik actief. De schilder overweegt bijvoorbeeld het leven van de heilige die hij aan het schilderen is.
Omdat het verstand verdeelt, ontstaat er bij het beschouwen een onderscheid tussen subject en object. Voor ‘ons rationele westerlingen’ is dit een authentieke benadering. God wordt ervaren als buiten ons, als zijnde ‘daarginds’.
De meditaties zoals men die in het oosten boefent gaan veelal uit van intuïtieve kracht. Die intuïtie werkt niet vanuit de dualiteit, maar vanuit de eenheid, zodat er geen onderscheid is tussen subject en object. Het ego lost op en de waarheid wordt gevat in een omvattende blik. De meditatie raakt dan ook dieper het Absolute dan met beschouwing mogelijk is. God wordt ervaren als ‘iets’ dat met de menselijke geest verenigd is. Zen en andere oosterse meditatiemethoden geven geen onderwerp om over na te denken. Integendeel: men probeert juist om vrij van gedachten te worden. Soms wordt binnen de zentraditie gewerkt met teksten (koans) die hun betekenis pas vrijgeven als het verstand capituleert nadat het tot zijn uiterste grenzen is gebracht. Pas dan kan een nieuwe zienswijze doorbreken. Een voorbeeld van een koan is de vraag: ‘Hoe zag je gelaat er uit voordat je ouders geboren waren?’ Pas als je de houvast van je rationaliteit hebt losgelaten, kan het verlichtend inzicht doorbreken dat in de paradox verborgen ligt.
De meditatiemethoden die berusten op het vrij worden van gedachten vertonen veel overeenkomsten met de leer van christelijke mystici – bijvoorbeeld met de ‘donkere nacht’ van Sint-Jan van het Kruis – die aanraden het verstand en de wil zoveel mogelijk uit te schakelen. Pas als er ruimte is in de mens kan God deze plaats innemen. Slechts een lege beker kan volgeschonken worden.
De overgave aan, of het eerder genoemde ‘zich ver-een-igen met’ dat- of degene waarmee men bezig is, is dus het element dat het bidden en mediteren met elkaar verbindt.
Zitten
Zen is een vorm van boeddhisme die wortel schoot in China en die thans voornamelijk wordt beoefend in Japan en Korea. Het zitten in meditatie in ‘lotushouding’, op een kussen of op een bankje is slechts een van de wegen van zen: daarnaast beoefent men zeer geconcentreerd en in volle overgave het meditatief lopen, het uit-voeren van theeceremonies, calligrafie, boogschieten en bloemschikkunst.
Tijdens het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-1965) heeft de katholieke kerk meer openheid aangenomen ten aanzien van meditatievormen van niet-christelijke godsdiensten. Het beoefenen van meditatieve en contemplatieve methoden van andere godsdiensten kon daarna ‘waar mogelijk worden geïntegreerd’ in het eigen gebedsleven. Vanaf die tijd werd het niet meer vreemd gevonden dat er zen-cursussen in kloosters werden georganiseerd, zelfs niet als ze onder leiding stonden van monniken en monialen. De gedachte was dat zen iets kon toevoegen aan het christelijk erfgoed. Hugo Lassalle noemt in zijn boekje ‘Zen en christendom’ als resultaten van zentraining op christelijk gebied: een bevestiging van het geloof en verdieping van het gebed. Lassalle: ‘Onder het eerste valt ook het feit, dat christenen die niet meer in God konden geloven, door het beoefenen van zenmeditatie dat geloof weer hebben teruggevonden. Belemmeringen, zoals het probleem van het lijden van de mensheid, of de anthropomorfe godsvoorstellingen (God in menselijke gedaante) waarmee veel mensen worstelden, verdwijnen tijdens het beoefenen van Zenmeditaties en maken daardoor ruimte om tot een ander godsbeeld te komen, dat meer in overeenstemming is met het voorstellingsvemogen van veel mensen in de huidige tijd en wereld.’
Het ontbreken van een zichtbare God in ikonen is een van de elementen die het mogelijk maakt om zenmeditatie met het Byzantijnse christendom te combineren. De Byzantijnse kerk gaat er-van uit dat God zo onvoorstelbaar is, dat hij niet in ikonen kan worden afgebeeld.
De psychoanalyticus Erich Fromm zegt daarover in zijn boek zen-boeddhisme en het westen: ‘Gods wil volgen in de zin van het werkelijk afstand doen van het egoïsme, wordt het best gedaan als er geen voorstelling van God is. Het paradoxale is dat ik in waarheid Gods wil volg, indien ik God vergeet.’
Navolgen
Oosterse en westerse godsdiensten vinden elkaar in verschillende doelstellingen. Erich Fromm: ‘Wat het Joods-Christelijke en het zen-Boeddhistische denken gemeen hebben, is het bewustzijn dat ik mijn ‘wil’ moet opgeven om volledig open, responsief, wakker en levend te zijn. Er schijnt weinig verschil te bestaan tussen de christelijke en de boeddhistische ervaring die achter deze verschillende bewoordingen schuilt. Maar in de populaire vormen van het christendom is deze formulering steeds meer gaan betekenen dat de mens in plaats van zelf beslissingen te nemen, de beslissingen overlaat aan een alwetende, almachtige, vaderlijke God of diens plaatsbekleder op aarde die weet wat goed voor hem is. De mens wordt bij deze ervaring niet open en responsief, maar eerder gehoorzaam en onderworpen.’
Binnen de Gnosis, een stroming die de oorspronkelijke leer van het christendom pretendeert door te geven, ver-zet men zich tegen deze opvatting. Men weigert om de dogma’s en autoriteit binnen de instituties te aanvaarden. Men volgt de influisteringen van de Geest, die zijn waarheid rechtstreeks schenkt aan de gelovigen, mits zij via de weg van bezinning en meditatie de zintuigen van de geest tot ontwikkeling hebben gebracht. Vele christelijke mystici hebben deze zelfde weg gevolgd.
Het aspect van (na)volgen speelt ook in ikonen een belangrijke rol. Niet voor niets worden volgens de traditie de meest authentieke portretten en afbeeldingen nagevolgd, zonder dat daar veel aan veranderd wordt. Men zou dit het dogmatische aspect kunnen noemen. Het navolgen speelt echter ook op een dieper niveau een rol, namelijk als men tijdens het schilderen mediteert op het heilsgebeuren en het leven van de heiligen. Dan is er geen sprake van een slaafs navolgen van het leven van de heilige, omdat de spirituele gesteldheid die uit de levensloop naar voren komt, op een creatieve wijze een nieuwe vormgeving dient te krijgen binnen het eigen leven. Ook hier is het de Geest die levend maakt.
Niet presteren – Loslaten
Binnen het christendom zijn wij opgevoed met de gedachte dat het goed is om verdiensten te verwerven, om goed te doen, zodat wij in het hiernamaals daarvoor een beloning zullen ontvangen. Streven en prestatie leveren worden in het westen veelal hogelijk gewaardeerd. Ook bij het ikoonschilderen is de westerling geneigd om de esthetische prestatie hoog aan te slaan.
In de oosterse religies staat het loslaten, het transparant worden meer centraal. Je maakt je leeg zodat er door je heen geschilderd kan worden. Jouw lichaam, jouw penseel wordt een doorgeefkanaal voor een hogere werkelijkheid die zich via jou wil uiten. Bescheidenheid, onbaatzuchtigheid en anonimiteit zijn basisdeugden voor de ikoonschilder. ‘Niet ik, maar datgene wat door mij heen wil spreken…’
Ook binnen het zen-boeddhisme staat het loslaten centraal, omdat men er vanuit gaat dat je eigenlijk al verlicht bent. Het heeft dus geen enkele zin naar verlichting te streven op de manier waarop je naar de andere dingen in de wereld streeft, zoals een goede baan of slagen voor een examen. Je hoeft slechts hetgene los te laten dat je herinnering aan je ware aard versluiert. Een staat waarin men volledig een is met het universum. Tijdens het mediteren laat je al je gedachten en opvattingen los, omdat ze de werkelijkheid verdraaien en de weg om de waarheid in jezelf te verwezenlijken afsnijden.
Emotieloos zijn
Goede ikonen tonen geen emoties. De heiligen die zijn afgebeeld zijn daar aan voorbij. Ze zijn vrij van oordeel en leven vanuit het midden, vanuit neutraliteit. Dat wil niet zeggen dat ze niet eens een keertje ‘goed door het lint kunnen gaan’: emoties blijven er wel en dat is maar gelukkig ook, want het zou anders een saaie boel worden. Het gaat er echter om niet vast te zitten aan de emoties, zodat je ze ook weer met gemak kunt loslaten. Zo is verlangen op zich geen probleem, maar de gehechtheid er aan wel.
Ook in oosterse levensbeschouwingen richt men zich op het ‘overstijgen’ van emoties. De Indiase leer van Advaita Vedanta aanvaardt dat alles wat we waarnemen slechts een schijnwereld is Emoties zijn rimpelingen die verschijnen in het zuivere bewustzijn. Je hoeft slechts te zien wie degene is waarin de emoties opkomen om je ware aard te herkennen. De mens moet met de speer van het inzicht de draak van de onwetendheid doden. Pas als de illusie is doorgeprikt, leert de mens zijn ware aard kennen.
Als wij kijken naar afbeeldingen van Boeddha valt de rust op, die een teken is van het overstijgen van alle begeerten en emoties. Een zelfde emotieloze uitdrukking vertoont de Moeder Gods in ikonen.
Niet presteren – Loslaten
Binnen het christendom zijn wij opgevoed met de gedachte dat het goed is om verdiensten te verwerven, om goed te doen, zodat wij in het hiernamaals daarvoor een beloning zullen ontvangen. Streven en prestatie leveren worden in het westen veelal hogelijk gewaardeerd. Ook bij het ikoonschilderen is de westerling geneigd om de esthetische prestatie hoog aan te slaan.
In de oosterse religies staat het loslaten, het transparant worden meer centraal. Je maakt je leeg zodat er door je heen geschilderd kan worden. Jouw lichaam, jouw penseel wordt een doorgeefkanaal voor een hogere werkelijkheid die zich via jou wil uiten. Bescheidenheid, on-baatzuchtigheid en anonimiteit zijn basisdeugden voor de ikoonschilder. ‘Niet ik, maar datgene wat door mij heen wil spreken…’
Ook binnen het zen-boeddhisme staat het loslaten centraal, omdat men er vanuit gaat dat je eigenlijk al verlicht bent. Het heeft dus geen enkele zin naar verlichting te streven op de manier waarop je naar de andere dingen in de wereld streeft, zoals een goede baan of slagen voor een examen. Je hoeft slechts hetgene los te laten dat je herinnering aan je ware aard versluiert. Een staat waarin men volledig een is met het universum. Tijdens het mediteren laat je al je gedachten en opvattingen los, omdat ze de werkelijkheid verdraaien en de weg om de waarheid in jezelf te verwezenlijken afsnijden.
Opnieuw geboren worden
De mens zal nooit door middel van het verstand God kennen – een ikoon richt zich altijd op het hart. In alle oude religies van oost en west moet de mens daar tot eenheid komen, daar moet de tweede geboorte plaatsvinden – een spirituele geboorte, een maagdelijke geboorte op het niveau van het hart. Je kunt denken dat al die wonderbaarlijke verhalen betrekking hebben op gebeurtenissen die ver weg plaats vonden, maar de werkelijkheid is dat je zelf aan de slag moet, in het hier en nu.
Wie de subtitels in dit verhaal doorkijkt, ziet dat ze activiteit uitdrukken. De mens zal zelf aan het werk moeten. Maar het uiteindelijk resultaat, het ‘opnieuw geboren worden’, is iets dat je overkomt. Je kunt er naar streven, maar veroveren is er niet bij. Binnen het christendom wordt dat aangeduid met het woord ‘genade’.
Het overkomt je dus. Net als Maria met de engel Gabriël. De eerste keer dat de engel zich aandient, vlucht ze zelfs weg. Die ikoon, de ikoon van de Voor-aan-kondiging (naar een tekst in het apocriefe Jacobus-evangelie), is zeer troostvol. Het is ‘allemaal maar mensenwerk’, en zelfs Maria lukte het niet zonder moeite.
Maar engelen komen terug. En Maria ontvangt uiteindelijk toch de blijde boodschap van Gods menswording. Als ze dan toestemt bevestigt zij daarmee dat ook de mens een vrije keus heeft om Gods woord in zich te laten groeien.
En net als de Boeddha, die uit de zijde van zijn moeder geboren wordt, ter hoogte van het hart, zo draagt Maria Christus in haar hart.
Binnen de mystiek weet men dat iedereen, man en vrouw, maagd moet worden. Het betekent dat men open en ongeconditioneerd moet worden om te voldoen aan het oerbeeld. Slechts dan kan het Christusbewustzijn in je geboren worden. Het is dat bewustzijn dat wil stralen uit de ikoon. Het is ook dat licht dat Christus uitstraalde op de berg Thabor, waardoor hij zich openbaarde als oerbeeld, als mens in zijn meest oorspronkelijke vorm. De ikoon toont dat als uitdaging, als aansporing tot navolging.
Overdracht zonder woorden
De legende die verhaalt hoe zen begon, beschrijft een wijze van overdracht zonder woorden: Boeddha hield een bloem omhoog en sprak geen woord. Een van zijn leerlingen beantwoordde Boeddha met een glimlach. Hij begreep als enige in het gezelschap wat Boeddha bedoelde. Het was overdracht van waarheid van geest tot geest en van hart tot hart. Zou het niet dezelfde boodschap zijn die door een ikoon wordt uitgestraald?
bronnen:
- Zen onderricht. Hugo M. Enomiya-Lassalle. Altamira, Heemstede, 1990.
- Zen en christendom. Hugo M. Enomiya-Lassalle, Nijmegen 1974.
- Boeddhisme en het westen. Suzuki, De Martino, Utrecht, 1971.
- Zenboeddhisme. Diana en Richard St Ruth, Becht, Bloemendaal, 1998.
- ‘Hij leerde mij niets – Mystieke teksten lezen’. Kick Bras, Herademing.
- Leven vanuit neutraliteit. Justus Kramer Schippers, Rhei, 1997.
- Mythen en bewustzijn. Joseph Campbell en Bill Moyers, De Haan, Houten 1990.
- *Chakra’s, aura’s en energieën. Het licht in ons. Hetty Draaijer, Mirananda, Den Haag, 1987
- Zijn: over de oorspronkelijke natuur van de mens. Shri Nisargad. Maharaj. Ankh-Hermes. Deventer, ‘88.
- De Gnostische Evangeliën. Elaine Pagels. Gaade & co, Amerongen, 1985.
- Yoga sutra’s. Patanjali. Sirius en Siderius, Den Haag, 1979
- En de Twee zullen Een zijn, Jacob Slavenburg, Ankh Hermes, Deventer, 1998.