‘In de lucht’

‘In de lucht’

‘In december 1997 maakte de redactie een reis naar Griekenland, om de Athos-expositie in Thessaloniki en de Meteora te bezoeken. Een verslag van deze reis wordt afgedrukt in EIKONIKON 58. Deze internet-versie is ingekort.’

De Meteora

trinitiDe kloosters van de Meteora zijn te vinden in het centrum van Griekenland, waar de rivier de Pinios de vlakte van Thessalie instroomt. Als je van de vlakte aan komt rijden doemt er een illustere wand van verticaal afgesneden, grillige, kale rotsen op.

Dichterbij gekomen blijken de rotsen indrukwekkend hoog te zijn. Oude, half vergane, houten ladders steken uit spleten en inhammen: de eerste getuigen van de vroegere aanwezigheid van asceten. Maar, wie naar de Meteora toe reist heeft ervaring op ascetisch terrein en is al meerdere malen met de neus in het stof gedrukt. De reis over de vlakte gaat door kale, armoedige streken, met overal stof, rokende mensen, lawaai, oude auto’s, en tientallen karkassen van dode honden langs de weg.

En dan zijn er opeens die rotsen. Temidden van olijfbomen, granaatappelbomen en meidoorns slingert zich een weg tussen de spelonken door omhoog, op weg naar de kloosters. Sommige van de in verhouding minuscule gebouwencomplexen ‘passen nauwelijks op de rots’ en zijn in verdiepingen op elkaar gebouwd. Andere liggen zo onmogelijk dat je de toegangsweggetjes niet eens kunt ontdekken: hier en daar zijn dan ook gangen uitgebikt in de rotsen zelf.

Geschiedenis

Thessalie wordt beschouwd als de oudst bewoonde streek van Griekenland. In de oudheid was het de woonplaats van de beroemde arts Asklepios (die van de staf met de slangen) – hij stichtte er samen met zijn zoons het beroemde behandelcentrum. Tijdens de Hellenistische periode speelde het gebied een belangrijke rol in het bestaan en de ontwikkeling van Griekenland. Er zijn prachtige mozaïeken, munten, inscripties, vaten, sarcophagen, sieraden en andere kleine voorwerpen uit de Romeinse periode gevonden. In de Byzantijnse periode droeg het gebied droeg het gebied, en in het bijzonder de Meteora, aanzijnlijk bij tot de opbouw van eensterk kloostercentrum.

De geschiedenis van de kloosters van Meteora begint in de 11e eeuw. Al in de 9e eeuw vestigden heremieten zich in de holen en spleten van de rotsen. Elke zondag en op belangrijke feestdagen verzamelden ze zich in Doupiani, een dorpje vlakbij om daar de liturgie te vieren. Wat later, toen het aantal monniken toenam, werd een eerste samenlevingsverband, een retraite, opgericht. De ‘retraite’ werd geleid door een Protos, een prior, die in het klooster van Doubiani woonde. In dezelfde tijd kwam een monnik van de berg Athos, genaamd Athanasios, in de Meteora en stichtte het eerste klooster op een van de rotsen – 413 meter hoog. De rots noemde hij Meteora, ‘in de lucht’.

Nadat hij een kapel en een paar cellen had gebouwd, verzamelde hij 14 monniken om zich heen, organiseerde een broederschap en legde zo de basis voor een gezamenlijk kloosterleven. De kerk kreeg later muurschilderingen en het klooster werd uitgebreid met torens, een ziekenzaal, cellen, waterreservoirs en andere gebouwen. Doordat er steeds meer monniken intraden was na verloop van tijd een vergroting van de centrale kerk, het ‘katholikon’, noodzakelijk. Het klooster, dat tegenwoordig bekend staat onder de naam ‘de Grote Meteoor’, kreeg in de eeuwen tussen 1300 en 1600 vierentwintig buurkloosters. Daarvan zijn er nu nog 6 over: de Grote Meteoor, Heilige Varlaam, de Heilige Drie Eenheid, de heilige Stephanus, Heilige Nicolaas Anapafsas en Rousanou, dat gewijd is aan de heilige Barbara. Al de andere kloosters zijn onbewoond, vervallen tot ruines of geheel verdwenen.

De Meteora nu

Op de kale, ongastvrije rotsen, hebben ‘orthodoxe monniken geleerd om wijs te zijn in gedachten en nederig in verlangens. Ver verwijderd van de wereld beneden, alhoewel dat tegenwoordig maar relatief is, omdat steeds een paar van de kloosters geopend zijn voor bezoekers. Wanneer welk klooster open is, is niet altijd even duidelijk. Toen wij er waren ondernamen we hele klimtochten om daarna te merken dat ondanks de beneden aangekondigde openingstijden de deur gewoon dicht was.De wandeling is echter zo overweldigend dat elke tocht een cadeautje was. Op de trappen die we bestegen troffen we mensen op hun Kerstbest gekleed -allemaal in het zwart – tientallen ‘Maria’s’ met donkere ogen beklimmen de trappen – wie heeft ooit beweerd dat ikonen niet lijken?

Gelukkig bleven de busladingen toeristen op de dagen dat wij er rondtrokken weg. Zo nu en dan waren we alleen met de bewakende monnik of non in de kloosterkerk of bevonden ons in een ogenschijnlijk uitgestorven complex. In elk klooster moesten we toch even uitproberen hoe het semantron klonk, de houten of metalen platen waarop de monniken met hamertjes slaand de liturgie aangekondigen. De meeste klokken worden ook met de hand aangeslagen: elke tijd, omstandigheid of seizoen heeft zijn eigen ritme.

Katholikon

De kerken zijn niet heel erg groot en donker. Elk plekje van wanden en koepels is beschilderd en dus word je van alle zijden nadrukkelijk bekeken door heiligen. Voor zover ze je in het donker kunnen zien natuurlijk. In de voorhal heftige taferelen van het lijden van de heiligen – op allerlei akelige manieren komen de heiligen daar om. Het schip is hoopvoller, met de taferelen uit het leven van Christus. In de koepel de Pantocrator, in de ring er omheen de engelen, op de vier trafeeën de vier evangelisten. De met houtsnijwerk versierde ikonostasen zijn niet hoog, en bevatten de belangrijkste ikonen, de troonikonen van Christus en de Moeder Gods en daarnaast de heiligen of taferelen waaraan de kerk gewijd is. Oog in oog te staan met zulke grote ikonen is nog altijd bijzonder. Je ziet elke kwaststreek, en de ogen blijven je volgen. (Wat dat betreft was ook de kennismaking met de immense ikonen uit het Protaton van Karyes, die in de expositie in Thessaloniki waren opgesteld, heel indrukwekkend. Het waren de eerste voorbeelden die ik naschilderde.)

Wat ons trof waren de fresco’s in het schip: in verschillende kerken werden de mannen- en de vrouwenkant, waarin de kerken traditioneel zijn opgesplitst ook in schilderingen uitgedrukt. Na al het mannelijk bravour was het goed te zien dat de Byzantijnse kerk ook belangrijke vrouwelijke heiligen heeft: Maria Magdalena, Paraskeva, Barbara, Catharina en Xenia. Wat het vrouwelijke aangaat heeft het vrouwenklooster van Stephanus ons ook het meest getroffen: het is er net even verzorgder, schoner en aantrekkelijker. Is het bij de mannen donker en rommelig, bij de vrouwen staan bakken met planten in een winterkas en bossen bloemen voor de ikonostase. Mannen kunnen soms zo ontiegelijk onbehouwen zijn; bij een trouwerij die we meemaakten in een oude kerk in Thessaloniki, stond een mannenkoor luidkeels te bleren en schreeuwde de voorganger door de microfoon. En niemand die dan de knop wat terug draait – je tenen krommen zich in je schoenen…

Omhoog en omlaag

Het beklimmen van de rotsen kan tegenwoordig met auto’s of te voet over netjes geëgaliseerde trappen. Dat was vroeger wel even anders. De eerste asceten beklommen de rotsen door middel van een systeem van opeenvolgende steigers, die steunden op balken, die weer in de rotsholen waren bevestigd. De steigers werden later vervangen door lange touwladders. Wie niet langs de touwladders omhoogd durfde, werd in een net opgehezen. En maar bidden dat de draad niet knapte…

De toeristenboekjes (‘Holland boek!’ riep de verkoopster ons tegelijk toe…) tonen trucage-foto’s met angstige monniken die aan ingetekende draadjes opgehezen worden. Maar als je zelf bij de lier staat, boven in het gebouw en een blik naar beneden werpt, deinst zelfs een ervaren parachuutzwever even terug. Grappig trouwens om op die oude tekeningen te zien dat de touwladders, net als de toegangsbruggen van een kasteel konden worden ingehaald, zodat niemand er meer bij kon. Je trok het uiteinde van de touwladder met een ander touwtje gewoon een stukje omhoog…

Wat moet het leven zwaar geweest zijn voor die bewoners van vroeger. Tegenwoordig zijn er trappen en kunnen ook de monniken gebruik maken van een Jeep om de nodige goederen op te halen. Er is nu overal centrale verwarming, tot in de kerken toe, maar vroeger was vooral ’s nachts en ’s winters echt afzien. En dan moest er natuurlijk ook nog geregeld en langdurig boete gedaan worden. In de expositie in Thessaloniki troffen we temidden van het gereedschap van de Athosmonniken zware ijzeren kruisen en metalen platen aan die als penitentie om het lijf werden bevestigd. Maar ook een eenvoudige stok met handvat – voor tijdens de urenlange nachtdiensten, vertelden overduidelijk zijn verhaal.

Een bezoek aan de Meteora is een stilmakende ervaring. De wereld van afzondering waarvoor de monniken en monialen gekozen hebben, wordt even vertroebeld tijdens de openingsuren overdag. Maar dankzij diezelfde openstelling is het wel mogelijk om de kloosters te restaureren – de hotelhoudster in Kalambaka – die ons op Kerstmorgen extra vertroetelde met mierzoet gebak – verzekerde ons dat er brede geldstromen de kloosters invloeien: het vorig jaar ging het volgens haar om 3 biljard drachmen, dat zoveel is als 24 miljoengulden. En dus wordt er hard getimmerd, gemetseld en geschilderd. Of het ooit afkomt is de vraag, we hebben de indruk dat er in Griekenland niet vaak iets afkomt. Maar misschien is dat nou juist waar het om draait. Want alles wat helemaal af is, verliest sneller zijn aantrekkingskracht. En op deze manier valt er voor de toe- en beschouwer zelf nog wat in te vullen.

Kees van Veen, 1998

329